Hans en Grietje maar dan heel modern…
Hans en Grietje, maar dan heel modern…
Het was een knappe tweeling, Hans en Grietje. Twee schattige, leuke kindertjes, en altijd samen. De moeder van Hans en Grietje had alleen niet zoveel aandacht voor haar leuke kinderen. Haar man had haar verlaten voor een jonger exemplaar, en nu had ze af en toe een scharrel. Maar weinig mannen wilden bij deze alleenstaande moeder blijven met die tweeling erbij en de drie pitbulls die mama had aangeschaft wegens een soort eenzaamheid. Het huis was een zooi, moeder waste geen kleding, en de afwas werd ook al niet meer gedaan. Hans en Grietje deden hun best, maar het waren nu eenmaal kinderen. Wat kon je daarvan verwachten?
Hun moeder had net weer een nieuw vriendje en die gebruikte nogal veel drugs. Hun moeder was daar ook niet vies van, dus inmiddels lagen ze de hele dag op bed te niksen of zo. En Hans en Grietje moesten zich maar zien te redden. Gek genoeg had niemand het door dat dit gezin niet zo jofel liep, anders was jeugdzorg vast wel langsgekomen.
Elke dag had moeder wel ruzie met haar nieuwe vriend. De kinderen gingen vaak buiten spelen en als ze al binnenkwamen, was het voor de bak patat op de bank en een frikandel of een kroket en dan gingen ze snel weer naar buiten of op hun slaapkamer spelen. De vriend van hun moeder had geen werk natuurlijk, en hun moeder ook niet. Ze leefden dus erg arm. Nu werkte de vriend er wel eens wat bij en kwam zo aan zijn gram… drugs dus. Maar op een dag was al het geld op, en drugs was belangrijker dan voeding. De kinderen hadden een berehonger! Maar er was niets in huis.
Die avond kon Hans niet slapen; hij hoorde zijn moeder praten met haar vriend. “Zeg Theo, dit ken zo niet langer hoor, heey! Die kindere motte toch te vrete hebben?”
“Nou goed, het bekende verhaal, u kent het vast wel,” was het antwoord van die vriend. “Weet je wat snol, we brenge die kindertjes van jou us mooi naar het kinderbos morgen. Ik heb er geen zin meer an, met die kinderen van jou. Weet je dat wel, snol die je bent. Ik ken er nie meer tegen joh.”
“Ach hou toch je bek man! Dat benne wel fftjus mijn kinderen!”
“Ja gaat dan ff zelf lekker werrukkuh, trut!”
Dit ging enige tijd zo door en Hansje kreeg het er benauwd van. Hoezo naar het kinderbos, bestond dat dan? Hans was slim en sloop weer naar boven. Hij zocht zijn knikkerzak vol knikkers op en verborg deze onder zijn kussen.
De volgende middag kwamen zijn moeder en haar vriend uit bed. Hun moeder was extra lief die dag, dat viel wel op. Zo anders dan anders, en haar ogen waren zo vreemd opgezwollen! Ze gaf hen een knuffel zelfs. Ze noemde hen “mijn schatjes”. De vriend was even weggeweest en kwam terug met de mededeling dat hij een auto had kunnen lenen van zijn maat. “Kom kinderen, we gaan ff een eindjuh rijuh in die auto.”
Hans nam snel zijn knikkerzak mee en stopte deze onder zijn dunne jasje. Ze gingen inderdaad naar een bos. Grietje had niets in de gaten en ze zong uit volle borst. Hans vertelde haar maar niets, want hij wist nog niet wat er zou gaan gebeuren. Ze wandelden een flink eind vanaf de autoweg. Hans gooide telkens een knikker op de grond, zo kon hij de weg vast weer terugvinden.
Uiteindelijk kregen ze beiden een pakketje met brood mee en een waterflesje voor onderweg. “Zo, wij gaan ff een eindje wandeleh en halen jullie zo weer op. Wel hier blijvuh hé!?”
Hun moeder vertrok, na een knuffel, met haar vriend, verder het bos in. Hans en Grietje stonden daar zenuwachtig te wachten. “Oh Hans, wat nu?” riep Grietje uit, “waarom mogen we niet met hen mee?”
Hans vertelde wat de vriend van hun moeder gezegd had en dat ze dus nu in het kinderbos waren. Maar, zei hij trots, “kijk eens, ik heb allemaal knikkers meegenomen en ze overal neergestrooid onderweg. Zo vinden wij de weg wel weer naar huis hoor.”
“Oh Hans, wat knap van jou,” zei Grietje en ze gaf hem een kusje op zijn neus. “Laat dat,” bromde Hans. “We gaan eerst ons brood opeten en dan op pad.”
Het werd al wat schemerig en Grietje vond het erg eng in dat donkere bos. “Oh Hans, zijn we dan wel op tijd thuis?”
“Welk thuis?” bromde Hans. “We gaan onze vader opzoeken, Grietje. Mama kan niet voor ons zorgen.”
Het begon te regenen en de kinderen werden nat. Rillend liepen ze dicht tegen elkaar aan, op zoek naar knikkers in het bos dat vol bladeren lag. Het was heel moeilijk om ze te vinden en uiteindelijk raakten ze de weg kwijt. Het was enorm donker in het bos en snikkend liepen ze daar samen tussen de bomen door.
“Hoe kan mama ons dit aandoen, Hans?” snikte Grietje uit.
“Dat komt door de drugs, Grietje. Ze is verslaafd en die man ook.”
“Oh Hans, wat nu toch, hoe komen we hier nu uit?”
Tussen de bomen door zag Hans een lichtje branden. “Daar kijk. Daar is een huisje, we gaan daar aanbellen en vragen of ze ons willen helpen, ok?”
Opgelucht holden de kinderen richting het huisje in het bos. Ze belden aan en de deur ging even later krakend open. Een kleine dikke meneer deed open en lachte vriendelijk naar de kinderen. “Kijk eens aan,” zei hij, “kijk eens aan, wat hebben wij hier? Kom toch binnen bij ome Frans!” Met zijn arm wees hij achter zich, de warme hal in, “Kom toch kinderen, kom!”
Ze waren zo opgelucht dat deze vriendelijke meneer hen binnenliet. “Och och, wat een mooie kinderen zijn jullie.”
“Ja, we zijn een tweeling,” vertelde Grietje trots.
“Ow, wat zijn jullie natgeregend. Weet je wat, ik ga jullie lekker in bad doen. Kom maar mee,” en de vriendelijke meneer nam de kinderen mee naar boven. Hij vulde een groot bad in een mooie badkamer. Hij trok eerst Grietje haar kleertjes uit. “Zo meidje, ga jij maar lekker eerst hoor.”
Grietje genoot van het warme water en even later droogde de meneer haar af. “Zo, kijk eens hier, een reuzenbadjas van mij. Die mag jij aan! Hoe vind je dat?” lachte de man vriendelijk. “Ome Frans heeft ook nog een badjas voor Hans. Kom Hans jongen, ook jij even lekker in dat warme badje.” Ook Hans werd ontkleed door ome Frans. Ome Frans kietelde Hans ondertussen en Hans had de slappe lach inmiddels en plonste zo het badwater in. Ome Frans waste Hans flink onder het water.
“Zo kindertjes, wat fijn dat jullie gekomen zijn bij mij. Ik verlang enorm naar gezelschap en zeker van kinderen, jullie zijn altijd welkom hoor. Kom, we gaan even wat lekkers eten beneden en dan mogen jullie lekker slapen in de logeerkamer.” Ome Frans had allemaal lekkers in huis, zoveel zelfs dat ze het niet eens opkonden. Snoepjes en frisdrankjes en lekker eten, zelfs biefstuk, nu dat hadden ze nog nooit gegeten. Voldaan gingen de kinderen naar bed. Ome Frans stopte hen lekker in en kuste hen op de mond. “Zo lieverds, nu lekker slapen hé!? Morgen komt alles goed hoor.” Uitgeput vielen de kinderen in slaap.
De volgende morgen moest Hans alles stofzuigen in het huis. En Grietje mocht de afwas doen. Ome Frans keek toe vanaf zijn canapé en glimlachte maar. De voordeur was op slot. Hans had dit al gezien, maar zei niets, maar vond het wel vreemd. Na het ontbijt vroeg Grietje wanneer hij hen naar huis zou brengen. “Oh, nu nog niet liefje,” schamperde de dikke man. “Nee, jullie blijven nog een tijdje bij ome Frans hoor. Ik vind jullie veels te mooi om al te laten gaan en ome Frans wil wel wat plezier beleven aan jullie.”
De kinderen waren erg bang, maar deden gehoorzaam wat ome Frans van hen vroeg. En dat was na een week al heel wat. Ome Frans friemelde graag aan de kindertjes en deed ze dolgraag in bad. Hij liep rond met zijn badjas aan en meestal open. Daaronder was hij dan naakt. Seksueel werden ze nog niet misbruikt, maar het scheelde niet veel. Hans zocht naar allerlei manieren om te vluchten, maar hij kon niet zonder zijn zusje vluchten uiteraard.
Maar op een avond zagen ze zwaailichten in het bos en daar was de politie. Ze ramden de voordeur open en redden de kinderen uit de handen van ome Frans, die pedofiel was. Getraumatiseerd kwamen de kinderen op het politiebureau terecht waar ze onderzocht en ondervraagd werden. Uiteindelijk kwam hun vader hen ophalen met zijn nieuwe vrouw. Ze waren dolgelukkig en de vader wilde dat de kinderen bij hem kwamen wonen. Hij mocht de kinderen nooit meer zien van zijn ex-vrouw, vertelde hij. Hij had het daar maar bij gelaten, maar als hij had geweten wat voor een moeder zij was, had hij de kinderen weg laten halen bij haar. Hij was blij dat de kinderen ongedeerd waren, maar ze hadden wel een fikse tijd therapie nodig, dankzij volwassen mensen die zich niet kunnen gedragen. Dat is heel erg jammer. Maar zo gaat dat anno 2017.
Hun moeder, wilden de kinderen nooit meer zien. Een moeder die kinderen in een kinderbos achterlaat, is geen moeder. De kinderen groeiden voorspoedig op en kregen later werk in de sociale dienstverlening om andere kinderen te helpen. Want dat gaat ook vaak zo.
© AngelWings