Sprookjes 1000 en 1 nacht
Heel erg lang geleden, in een land ver weg, in de Sahara, de eeuwige zandbak, waar zandstormen en bedoeïenen af en toe opdoken vanuit het niets leek het wel, en zij zich tijdelijk vestigden op de zandvlakte met hun kamelen en hun tenten. In dat land woonde eens een sjeik, Nag Ahmehdi.
Hij was een rijk en machtig man die vele kamelen en Arabische paarden bezat. Maar anders dan andere mannen en sjeiks had hij maar één vrouw. Deze vrouw was zo wonderschoon en lief dat men wel eens zei dat zij de dochter was van een godin. Minsoon was haar naam.
Nag Ahmehdi was dol op zijn vrouw en uiteindelijk, na enkele jaren, bleek zij alsnog in verwachting van een kind. Jarenlang hadden zij hoop gehad en eindelijk was het lot hen dan gunstig gezind.
Nag Ahmehdi liet als dank vele schapen slachten en gaf een groots feest in en rondom zijn paleis. Minsoon werd op handen gedragen door iedereen en elke dag zat zij in rust op een prachtige plek in het paleis een kleed te knopen. Het was een toverkleed waarmee je kon vliegen. Het werd prachtig, met echt gouddraad en in de kleuren groen, blauw en oranje. Vlijtig vlochten haar handen door, dag in dag uit, en zo kwam zij haar dagen door tijdens de groei van hun kind. Minsoon was dolgelukkig. Ze werd voorzien van alles wat zij nodig had, door haar slavinnen. Maar ook haar man bracht haar alles dat zij maar te wensen had.
Hij bracht haar zelfs een kleine nachtegaal in een fijn bewerkt gouden kooitje. Het vogeltje bracht haar veel blijdschap met zijn prachtige zang. Elke dag werd Minsoon gewassen met ezelinnenmelk voor haar zachte huid, en kamde men haar prachtige lange donkere krullen. Men ontstak wierook in haar omgeving om alles in rust en vrede te ervaren. De aanstaande geboorte van het kind moest voorbereid worden in een serene, liefdevolle omgeving. Zo zou men de ziel van het kind in volle aanbidding aanroepen om zijn taak in dit nieuwe leven te aanvaarden.
Sjeik Nag Ahmehdi hoopte uiteraard op zijn felbegeerde zoon. Minsoon hoopte op een dochtertje.
Op een dag mijmerde Minsoon over haar kindje, dat binnenkort geboren zou worden, terwijl ze verder aan het kleed knoopte. Nag Ahmehdi kwam net zijn vrouw bezoeken en streelde haar liefdevol over haar haren. Haar ravenzwarte haren glommen als glinsterende zijden strengen. Minsoon glimlachte en draaide zich om naar Nag Ahmehdi.
“Kijk,” zei ze, “zo donker worden haar haren.” Ze pakte een streng vast van haar eigen donkere haar, en vervolgde: “Zo zacht haar huid,” en ze streelde over het kleed dat ze aan het maken was. “Haar wonderschone ogen zullen stralen als sterren,” en ze nam de glinsterende diamanten steen aan de gouden ketting om haar ranke hals, in haar hand.
Ze glimlachte vol liefde en keek op naar haar man Nag Ahmehdi.
Zijn hart zwol van trots dat deze mooie prachtige vrouw de zijne was, wat voor hem nog altijd een groot wonder scheen. In het hele land was er geen vrouw zo mooi als zij. Wat had hij toch een geluk gehad dat zij met hem wilde trouwen. Dat zij van hem hield zelfs.
Hij voelde hoe zijn hart zich wederom vulde met geluk en liefde voor haar. En straks hun kind. Een kind van hen samen. Het geluk kon niet op. Hij sloeg zijn armen om zijn vrouw heen en zij hield hem daarna innig vast. Zacht kuste hij haar lippen. Binnenkort waren zij samen met hun eerstgeboren kind. Beiden waren ongeduldig.
Op een ochtend die begon als een vochtige warme hete dag, begon de geboorte aanvang te nemen. Nag Ahmehdi wachtte buiten het paleis, en af en toe hoorde hij wat kreten uit de verte. Toch was hij enorm trots op zijn mooie vrouw dat zij zich zo kranig weerde.
In het kraambed lag de aanstaande moeder met bezweet voorhoofd en klamme haren nerveus om haar heen kijkend, omdat het te lang duurde allemaal. Maar na vele uren in de hitte van deze dag werd het kind eindelijk geboren.
Nag Ahmehdi hoorde buiten de eerste kreten van een baby en zijn hart sloeg letterlijk bijna op hol. Hij rende de trappen op in het paleis om zijn vrouw en kind te begroeten!
Liefdevol viel hij neer voor het bed waarop zijn vrouw lag en keek vol verbazing naar het kind dat naast haar lag in haar arm. De arts trok zich terug van het echtpaar, want alles was gelukkig goed verlopen.
Vol bewondering en trots greep de vader de kleine handjes van het kind vast in zijn grote handen en keek naar de kleine nageltjes en vingertjes van het kind. Wat een wondertje toch. Maar toen het kind hem aankeek, schrok hij intens. Minsoon had gelijk gehad, ogen als sterren keken hem aan. De ogen waren bijna wit, met in het midden een donkerblauwe ster. Lange donkere wimpers omkransten de mooie maar oh zo wonderlijke ogen en het mondje was zo prachtig klein en lief. Het hoofdje bezat allemaal prachtige donkere krulletjes. Het was echt een bijzonder mooi kind.
Minsoon keek haar man vol liefde aan en zei: “Ik hoop niet dat ik je teleurstel, omdat je geen zoon hebt gekregen dit keer, maar ik hoop dat je blij en gelukkig zult zijn met onze prachtige dochter Sultana.”
Met tranen in zijn ogen keek hij Minsoon aan en zei: “Oh zeker ben ik gelukkig en trots en blij met onze dochter, wat een prachtig kind! Ik dank je vanuit de grond van mijn hart en ziel.” Hij kuste zijn vrouw liefdevol en samen keken ze nog enige tijd naar hun pasgeboren kind.
De nacht was warm en Minsoon had rust nodig, daarom sliep zij een nacht alleen. Een slavin zorgde voor het kind en de vader sliep in zijn eigen vertrekken in het paleis. Een lichte koorts had Minsoon te pakken gekregen en zij lag woelend in haar bed. Ze riep in de nacht om een slavin om wat te drinken en om het raam te openen tegen de hitte, die haar telkens weer beving door een wisselende koorts.
Tegen de ochtend kwam de slavin kijken bij de jonge moeder, omdat zij enig lawaai hoorde vanuit de vertrekken. Toen zij daar aankwam was het enige dat zij nog zag, hoe de jonge moeder meegenomen werd door een tovenaar, die op een enorme draak zat en de vrouw in zijn armen meenam. Met immens grote vleugels vloog de draak langs de horizon. De tovenaar keek nog eenmaal achterom en lachte hard. Hij had lange grijze haren en een lange baard. En al snel verdwenen zij uit zicht.
De slavin sloeg alarm en iedereen in het land werd op de hoogte gesteld en gevraagd om te zoeken naar de vrouw van de sjeik. Maar niemand in het land kon haar vinden en de sjeik was ernstig bedroefd.
Als hij zijn geliefde dochtertje zag, dan zag hij ook zijn mooie vrouw, die hij zo intens miste. Hij had het er enorm zwaar mee. Zijn geluk had niet lang mogen duren blijkbaar. Waar de tovenaar woonde en waarom hij Minsoon had ontvoerd wist niemand. Ook niet het waarom, maar men weet dit aan het feit dat zij misschien inderdaad de dochter van een godin was. Hoe kon men weten in de wereld van de magie waarom zij de dochter van een godin terug wilde halen? Niemand kon ontkennen dat zij medelijden hadden met de sjeik en zijn prachtige kind.
Alle mensen hielden van zijn lieve mooie vrouw. Ook de sjeik had een goed hart en was vriendelijk tegen alle mensen, arm en rijk, jong en oud. Niemand die hem kwaad wenste.
Na enige jaren had de sjeik Nag Ahmehdi de hoop toch opgegeven dat hij zijn zo innig geliefde vrouw terug zou vinden. Zijn geliefde dochtertje had ook een moeder nodig en hij eigenlijk een vrouw. Alleen was ook maar alleen en dat beviel hem uiteindelijk slecht.
De sjeik ging op zoek naar een nieuwe vrouw, en een moeder voor zijn dochter. Nu was dat niet moeilijk in zijn land met allemaal mooie vrouwen. Maar niet één was zo mooi als zijn vorige vrouw, dus het duurde een lange tijd voordat hij zijn hart weer durfde te geven aan de dochter van een sjeik in een stad verderop. Ze was ook erg mooi. Delphina was haar naam, en haar ogen waren groen. Kattenogen, en zij wond de sjeik Nag Ahmehdi zomaar om haar vingers. Delphina speelde ook lief met zijn dochtertje en dat deed hem besluiten dat zij zijn vrouw zou worden. Wat Nag Ahmehdi niet wist, was dat zij geen eerlijke vrouw was, maar eigenlijk een vals kreng. Ze wilde een man met aanzien en veel goudstukken en een paleis. Nu was Nag Ahmehdi ook nog eens een knappe man, dus daar had zij geluk mee, alleen dat knappe dochtertje van hem daar had zij helemaal geen zin in. Maar voor het huwelijk liet zij dat natuurlijk niet merken. Ze speelde liefjes met het kind als Nag Ahmehdi in de buurt was, maar als ze alleen was met het meisje dan negeerde ze haar of soms kneep ze het kind zelfs. Ze zag wel hoe de vader het kind verafgoodde en dat vond zij helemaal niet leuk. Af en toe keek het kind haar aan met haar wonderlijke ogen, en dan keek Delphina snel een andere kant op want die ogen leken haar te volgen tot diep in haar slechte ziel. Het leek welhaast alsof die ogen haar ziel doorvorsten waardoor Delphina een schuldgevoel kreeg. En daar hield Delphina niet van.
De dag van het huwelijk naderde en het werd groots gevierd met een prachtig feest. Alle bewoners in het stadje feestten mee.
Delphina zag er prachtig uit met haar prachtige jurk, en haar sieraden en make-up. Nag Ahmehdi zag er ook prachtig uit in zijn kledij. Maar het mooist van alles was Sultana. Het kind was inmiddels negen jaar oud en ze was een plaatje om te zien. Ze had schitterende zwarte lange krullen, haar ogen leken sterren, en haar mond was bloedrood. Alle ogen gingen naar het jonge meisje dat vooruit liep bij het huwelijk waarbij ze rozenblaadjes strooide op het pad. Delphina voelde een steek van jaloezie in haar hart. Ze was jaloers op het jonge kind.
De bruiloft verliep voorspoedig en het feest werd uitbundig gevierd. In de nacht werden zij man en vrouw, en Delphina voelde zich bemind. Maar de volgende dag wendde ze zich tot haar magische spiegel. Niemand wist dat het een magische spiegel was. Alleen zij. Ze vroeg de spiegel wie het mooiste was in de stad waar zij was gaan wonen.
De spiegel siste toen ze de vraag stelde en zei dat het kind het knapste was in het land. En niet zij.
Bittere woede ontstond in Delphina, ze haatte het kind! Hierna zon zij telkens op wraak. Niet dat het kind begreep waarom haar stiefmoeder haar zo gemeen behandelde, maar dat ze haar verdrietig maakte en ervoor zorgde dat ze haar echte moeder miste, dat was wel een feit. Een echte moeder zou nooit zulke nare dingen doen als een stiefmoeder immers. Sultana moest nare klusjes doen in het paleis.
Ze moest ver uit de buurt blijven van haar stiefmoeder en als ze haar stiefmoeder toch moest zien, dan kneep het gemene mens haar in haar arm. En ze mocht niets tegen haar vader zeggen.
Nag Ahmehdi zag dit alles niet, omdat Delphina heel goed wist dat ze het stiekem moest doen.
Eens in de drie maanden keek de stiefmoeder weer in de magische spiegel. Ook dit keer sloegen de vlammen uit de spiegel toen Delphina alweer de vraag stelde wie het mooiste was in de stad.
“Natuurlijk niet jij, maar dat kind dat je zo benijdt,” mompelde de spiegel verveeld.
Delphina was laaiend. Hoe kon een kind haar nou verslaan qua schoonheid?! Ze moest van het kind af! Ja dat zou ze doen. Ze moest iets verzinnen zodat ze het kind ergens kon achterlaten of zo in de woestijn, dan zou een leeuw het meisje wel verslinden.
Op een dag, een week later, zei Delphina dat ze op bezoek zou gaan bij haar ouders in de stad verderop en dat zij Sultana mee wilde nemen omdat dat zo gezellig was.
Nag Ahmehdi zag er geen kwaad in en omdat hij het zo druk had, kon hij ook niet mee. Ze zeiden vaarwel en daar ging de karavaan met kamelen en draagstoelen door de woestijn, naar een stad verderop.
Een slaaf was betaald door de stiefmoeder om het kind weg te brengen. “Het liefst in de nacht,” had Delphina gezegd, “dan zou niemand het zien gebeuren.”
Sultana werd verdoofd met een drankje zodat ze in een diepe slaap viel. Dus zo geschiedde.
Midden in de nacht tilde de slaaf Sultana op en bracht haar weg, ver weg in de woestijn.
De karavaan vertrok de volgende morgen al vroeg en niemand had in de gaten dat Sultana verdwenen was.
Pas aan het eind van de tweede dag werd het mensen duidelijk dat de dochter van Nag Ahmehdi verdwenen was. Men was geschokt en ging zoeken.
Na de moeder nu ook de dochter verdwenen? Dat ging de sjeik niet overleven. Men zocht overal maar nergens vonden zij Sultana terug. Verslagen keerde men terug.
Nag Ahmehdi huilde bittere tranen en Delphina deed alsof zij ook moest huilen. Na enkele dagen zoeken vonden mensen botten terug van, zo zij dachten, een menselijk wezen. Een mens dat aangevallen was door een bergleeuw.
Ze begroeven de botten en weenden om Sultana.
Nag Ahmehdi was zeer bedroefd en Delphina kreeg nu helemaal geen aandacht meer. Toch sprak de spiegel over het feit dat zij nu de mooiste was in de stad! En daar ging het immers om.
Delphina was tevreden en gelukkig op haar valse manier.
Ze leefde haar leven in het paleis en genoot hiervan. Ondanks dat zij de dochter van haar man had laten doden. In feite stond dit gelijk aan moord immers. Na een driekwart jaar vroeg zij weer eens aan de spiegel wie de mooiste was in de stad.
De spiegel riep plots uit: “Er is iemand nog veel mooier dan jij, en ook mooier dan zij, nog mooier dan mooi.”
Delphina vocht tegen woedende tranen… wie zou die vrouw dan zijn?
Iemand in de stad!?
En het kind, was dat dan niet dood?
Die avond werd er aangeklopt bij het paleis en daar stonden moeder en dochter voor de poort. Nag Ahmehdi was zielsgelukkig!
Het verhaal kwam dat de slaaf Sultana niet had kunnen doden. Zo’n lief mooi meisje, nee dat kon hij niet over zijn hart verkrijgen. Hij had Sultana naar zijn familie gebracht, die het kind veilig stelde zolang dat nodig was. Minsoon had zichzelf uiteindelijk weten te bevrijden van de boze tovenaar. Die een wraakactie had uitgevoerd door haar te ontvoeren omdat de vader van Minsoon huwde met de moeder van Minsoon; de tovenaar was jaloers geweest. Gelukkig en toevallig kwam zij tijdens de vlucht aan bij de familie van de slaaf en hoorde het verhaal aan en hierdoor kon zij haar mooie dochter na lange tijd weer in haar armen sluiten.
De slaaf werd rijkelijk beloond en Delphina werd teruggestuurd naar haar ouders. Wel na flinke zweepslagen op haar ontblote rug, want zo ging dat in die tijden. Ze mocht haar magische spiegel wel meenemen.
Nag Ahmehdi was weer zielsgelukkig met zijn lieve mooie vrouw en zijn prachtige mooie dochter. Ze leefden nog lang en gelukkig. En Sultana werd later echt de mooiste vrouw ooit in de Sahara.