The Lovebirds
Er was eens een prinses. Ze was mooi en had prachtige lange lokken en mooie blauwe ogen.
Niet echt dat je zou zeggen, ‘ze kan geen prins krijgen’. En toch kreeg ze maar geen prins. Want er was een crisis gaande in het land, en de prinsen hadden niet zoveel centjes meer, dus gingen ze ook maar even niet aan de trouwelarij natuurlijk.
Dus daar zat die mooie prinses te wachten tot de crisis over was. En dat duurde maar en duurde maar. Ze was het wachten wel een beetje moe. Op een dag echter kwam er een grote reus voorbij en hij stal de prinses van haar balkon, toen ze de bloemetjes op haar balkon water gaf. Hups, zo in zijn grote King Kong-hand, plukte hij haar alsof zij de bloem was van haar kasteelbalkonnetje en propte haar zo in zijn broekzak. Nu voelde dat wel prettig, dus liep de reus snel naar huis met zijn nieuwe aanwinst.
De prinses was best wel bang en gilde dat het een lieve lust was, maar niemand die haar hoorde in dat dikke reuzenribcord natuurlijk. Uiteindelijk viel ze in slaap tegen zijn warme zak. Na vele uren kwamen ze aan in het kasteel van de reus, dat hij ooit had gestolen van een koning in een nabijgelegen rijk. Hij had de koning en zijn gezin opgegeten en gezegd, ‘nu is dit mijn rijk en mijn kasteel.’ En zo ging dat in die dagen.
Aangekomen in zijn kasteel, zette de reus de prinses in een gouden kooitje. Het was een reuzenvogelkooitje, met twee grote voerbakjes en een schommel in het midden. De prinses klom direct in de schommel, want dat vond ze wel leuk. Ze schommelde dat het een lieve lust was, de hele dag door en ze begon zelfs te zingen. Tevreden keek de reus door de tralies naar zijn mooie prinses, onderwijl wat prinsessenzangzaad in het voerbakje stoppend. Maar na weken schommelen en zingen wilde de prinses ook wel weer iets anders en ze begon zich te vervelen. Ze wilde uit de kooi en naar huis natuurlijk. Dus ze begon te mopperen tegen de reus. Nu, als de reus ergens niet tegen kon, dan was het wel tegen mopperende prinsessen.
Hij baalde als een reuzenstier. Van irritatie stak hij maar een reuzenjoint aan om even uit de sleur te zijn, maar de prinses werd misselijk van die weëe geur en kokhalsde in haar gouden kooitje. ‘Houd daar eens mee op jij! Met die vieze stank. Hup, schei uit,’ schreeuwde ze. Ze stak haar vuist in de lucht tegen de reus. De reus, inmiddels behoorlijk stoned, keek haar verveeld aan, ‘zeg kind, wat wil je nou?’
‘Ik wil een prins, een echte!’
‘En een hele leuke ook nog eens,’ mompelde ze.
‘Oké,’ zei de reus en hij vulde de voerbakjes nogmaals en trok eropuit. Het duurde enkele dagen eer hij terugkwam en de prinses hing snikkend op haar schommeltje in de kooi. Haar neusje rood van de tranen en sniffels. Maar zowaar, de grote deur opende zich en daar was hij weer. Aan zijn ene vinger hing een echte prins met een zwaard, waarmee hij de reus probeerde te prikken. De reus lachte zich een kriek en stopte de boze prins in de gouden kooi bij de prinses.
De prins was laaiend. ‘Vuige rotreus,’ sneerde hij, ‘kom eens hier als je durft!’ De prinses haalde opgelucht adem. Kijk aan, eindelijk eens een echte vent met lef!
Ze vloog de prins om zijn hals vanuit haar schommel en de prins wist niet hoe hij het had, zowaar een pracht van een prinses in een gouden kooi. Hij stamelde verbaasd, ‘wat heb je een rode neus?’
‘Ja, dat komt omdat ik moest huilen,’ zei de prinses blij.
‘Wat heb je mooie ogen,’ zei de prins toen. ‘Ja, dat komt omdat ik een prinses ben natuurlijk,’ hikte de prinses van het lachen.
‘Oké,’ zei de prins, ‘dat is logisch natuurlijk.’ Glimlachend sloeg hij zijn ene arm om haar middel en keek haar diep in haar mooie ogen.
‘Hoelang zit je hier al?’ murmelde de prins.
‘Oh, enkele weken al hoor,’ glimlachte de prinses.
Ze had ook nog eens mooie lippen, vond de prins, en zowaar, ze begonnen elkaar te zoenen.
De reus zag dit alles aan en vond het prachtig. Hij klapte in zijn grote reuzenhanden. Kijk aan, zijn lovebirds gingen misschien wel jongen krijgen die hij kon opeten! Het zwaard van de prins mieterde op de bodem van de gouden kooi en zo zaten ze daar, enkele minuten lang te zoenen.
Op slag verliefd, zomaar. De reus had een goede prins gevonden dus. Hoe kreeg hij dit toch voor elkaar? Maar de grote vraag was, hoe kwamen ze uit die kooi? Maar ze bedachten samen een plan. Op een dag zei de prins tegen de reus: ‘Heey reus, kom eens hier.’
De reus kwam aansjokken, want hij had weer een flinke joint gesmookt en was zo sloom als een kanarie natuurlijk.
‘Wat is er joh?’ mompelde de reus versuft.
‘Nou, mijn prinses krijgt een baby en we willen nu wel eens een nest maken. Heb je wat nestmateriaal voor ons?’
‘Tuurlijk,’ zei de reus verheugd. ‘Mensenbaby’s daar hield hij wel zo van.’ De reus zocht wat stro en hooi bij elkaar en een oude schone zakdoek kon er ook nog wel vanaf. Zo verscheurde de prinses die dag de mega grote zakdoek aan stukken en prutste de prins een nest in elkaar.
Het was een mooi en groot nest geworden, waar ze met z’n tweetjes heerlijk in konden slapen. En dat deden ze dan ook, samen slapen. Ze hielden veel van elkaar en vooral in moeilijke tijden brengt dit wel eens mensen dichter bij elkaar.
De volgende dag gooide de prins het nest ondersteboven en de prinses ging eronder zitten. De prins klom dichtbij het deurtje van de gouden kooi en riep de reus: ‘Reus? Reus, kom eens hier?’
De reus kwam net uit zijn grote reuzenbed en slofte op het kooitje af. ‘Wat is er nu weer,’ vroeg hij met een ochtendhumeur, dat krijg je namelijk met reuzen die blowen.
‘Ons nest is omgevallen, kunt u dat even rechtop zetten?’
De reus ging met zijn reuzenhand in de kooi en wilde het nest rechtop neerleggen, maar plots stak de prinses hem met het zwaard van de prins in zijn hand.
‘AUWWWWWWWW!’ weergalmde het door het kasteel. De prins sprong uit de kooi en de prinses klom snel omhoog.
De reus stond als een kind te huilen, met een vinger in zijn mond.
Snel renden ze weg door het kasteel en vonden de weg naar buiten. Samen renden ze door bossen en over hei en uiteindelijk kwamen ze veilig aan bij het kasteel van de prins.
‘Kom, mijn liefste, we zijn eindelijk thuis.’
‘Zeg dat wel,’ lachte de prinses blij. Ze vlogen elkaar weer in de armen en ze leefden nog lang en gelukkig.
© AngelWings