MysterieVolwassen Sprookjes

Mysterie – kort verhaal: Op de grote hoeve

Featured Image

In het halfdonker in de schemering hoor ik de deur kraken.
Daar is hij weer na lange tijd. Een windvlaag doet mij rillen in deze warme zomeravond. Een kille hand over mijn gezicht, een streling, lichtelijk… huiverend draai ik mij om en daar staat hij weer, een duistere adonis, een schoonheid zo onaards, mijn verhalenverteller uit de schemerwereld.

Na lange jaren werd er dan eindelijk een dochtertje geboren op de grote Hoeve.

Een prachtig meisje met donkere lokken en prachtige lichtbruine kijkers. De ouders waren verguld dat dit geluk hen alsnog ten deel viel na zo lang wachten, want ze hadden de hoop allang opgegeven. Het meisje was niet sterk, maar werd op handen gedragen door iedereen op de hoeve, van stalknecht tot meid, en de ouders behandelden het meisje alsof zij van porselein was. Met haar witte bijna doorschijnende huid en de mooie donkere krullen leek ze net een engeltje.

Afbeelding van verhaalpin

Toen de bakkersvrouw dit goedbedoelend tegen moeder Mary zei, sloeg deze een kruis en sloeg zij haar ogen op ten hemel. “Oh, zeg dat soort dingen toch niet, ze is al zwakjes, en straks, oh straks wordt zij nog een engeltje, het is me te mooi om waar te zijn,” zei Mary angstig. Het lange wachten had zeker zijn tol geëist van deze moeder, en de zwakke gezondheid van het kind gaf haar geen enkele rust in haar ziel. Mary leek steeds meer op een schim van de vrouw die zij ooit geweest was, steeds magerder werd zij om de zorgen die zij had om haar mooie schat. Geen dag verliet haar de angst dat zij haar mooie kind zou moeten missen aan de dood, die gretig was en onbezonnen nam wat hem volgens hem toekwam.

“Oh, zul je net zien,” jammerde Mary tegen haar man Jake. Zorgelijk keek Jake naar zijn vrouw. Hij maakte zich meer zorgen om haar dan om hun kind. Het kind dat kwam wel in orde, maar Mary, dat ging niet helemaal goed. Ze was een gevoelige vrouw, dat wist Jake al heel lang, maar dat zij zo gebukt kon gaan onder ingebeelde zorgen, dat had hij nooit verwacht.

Op een dag kwam er een handelaar aan de deur bij de hoeve om zijn koopwaren te verkopen. Het was een aparte man, hij leek wel een Indiaan met zijn lange peper-en-zoutkleurige haren en zijn zwarte hoed. Mary deed de deur open en keek gretig naar het koopwaar dat haar aangeboden werd. Een kleine bijbel met een gouden rand op elke bladzijde en een klein slotje, dat vond zij wel heel mooi en handig. Zo kon zij dagelijks bidden en de bijbel lezen en zo ervoor zorgen dat zij God gunstig stemde om haar mooie kind te beschermen misschien.

De oude Indiaan bekeek Mary aandachtig en wat zij niet wist en hij wel, was dat hij verder kon zien dan menigeen. Of zij soms belang had bij een medicijn dat hij zelf had gebrouwen, een medicijn dat van over-overgrootvader doorgegeven was. Een medicijn dat rust gaf aan de geest van de mens. Het was een donkerbruin glazen flesje met een smoezelig etiketje met daarop een rode papaver. Mary keek de man aan met grote ogen. “Of dat echt werkte en hoe dan?”

“Dit flesje kun je heel lang mee toe, en elke dag twee druppeltjes, niet meer,” waarschuwde hij nog duidelijk. “Echt niet meer!” Doordringend keek hij haar aan met zijn grijsblauwe ogen. Mary knikte dat ze het begreep.
“Met uw kind gaat alles goedkomen, mevrouw, maakt u zich geen zorgen!”
“Hoe weet u dat?” vroeg ze verbaasd.
Hij maakte een ongeduldig gebaar met zijn arm. “Geloof me, dit zal u goed doen, mevrouw. Geen zorgen meer en rust in uw hoofd. Maar niet meer dan twee druppels daags!”
“Over een jaar zal ik nog eens aankomen en dan is het misschien weer tijd voor een ander flesje met deze druppels, maar nogmaals, denk erom, twee druppels daags en echt niet meer dan dat, mevrouw!”

Lees dit ook eens:  Dat krijg je er nu van!

Mary knikte van ja en ze wilde hem alles wel beloven, als zij maar niet zoveel zorgen had altijd en zo zenuwachtig was.

Die avond nam Mary de druppeltjes voorzichtig in en als een warme gelukzalige regenbui voelde zij hoe de rust over haar heen gleed als een warme jas in de winterkou. Eindelijk keerde na jaren weer de rust in haar ziel en lijf.

Jake, haar man, zag het verschil duidelijk, en hij begreep niet hoe zij zo snel had kunnen veranderen, maar hij had geen weet van de druppeltjes die zijn vrouw getrouw innam daags. Mary was een gelukkige blije moeder die veel speelde met haar kind en een zonnetje in huis was zij geworden in korte tijd. Niemand die het begreep, maar deed het ertoe? Nee, als zij maar gelukkig was, dan was alles beter dan hoe ze was voorheen. De magere schim veranderde weer in een gezonde jonge vrouw. Mary hield de druppeltjes angstvallig geheim en nam daags niet meer dan twee druppeltjes en echt niet meer dan dat. Het leven lachte hen weer toe.

Op een dag, als vader Jake naar het land is om te hooien, is moeder Mary in de weer in het grote voorhuis, speelde het meisje rondom haar moeder. Deze dag waarop het behoorlijk heet is, ging moeder Mary even zitten, het was in de middaguren vlak na het middagmaal en zij wilde even uitrusten na alle redderij in de hoeve. De afwas kon nog wel eventjes wachten en de meiden waren allen mee naar het land om te hooien.

Met een gelukzalige glimlach nam Mary plaats op de canapé in de achterkamer en haar dochtertje speelde met haar poppen voor haar op de grond. De ramen stonden open en de geuren van buiten en de zomerwarmte drongen naar binnen en in korte tijd viel Mary in een diepe droomloze slaap.

Na enige tijd, toen er al bijna schaduwen op de wand kwamen, werd Mary wakker en was zij lichtelijk verward. Nooit viel zij in slaap op de dag. Ze herkende dit maar van één ding en een blijde hoop maakte plaats in haar hart. Zou het dan toch nog een keer waar mogen zijn!? Zou zij… ze legde haar hand op haar buik.

De stilte rondom haar viel haar ineens op en ze schrok enorm, want waar was haar schat? “Roos?” riep ze, “Roos, waar ben je schat?” Met het schort nog voor, liep zij daar in de achterkamer, zoekend in de bedstee, even later in de kelder, en dan op het erf. Maar geen spoor te vinden van Roos. Paniek welde in haar moederhart op, en leek haar uiteen te spatten. Een kreet zo ijzingwekkend bereikte vader Jake op het veld.

Snel ging hij op huis aan met enkele knechten. Daar vond hij haar op haar knieën op het grind van het erf van de hoeve. In tranen was zij; zij kon hun dochtertje niet meer vinden.

Er startte direct een zoektocht, en iedereen nam deel aan de zoektocht. Tegen de avond kwam vader Jake naar huis met in zijn armen hun kleine schat. Gevonden aan de waterkant waar zij nog bloemen had geplukt. Haar prachtige donkere lokken welden op en neer tijdens het lopen, en haar bleke armpjes lagen er levenloos bij. Met grote angstige ogen kwam Mary op hen aanlopen, de ogen van haar man spraken boekdelen, er was iets gigantisch mis. Met huilen en gillen bereikte zij niets, dat wist Mary wel, en was zij zo kalm als het stilste water in een oude kasteelvijver.

De dokter kwam en wist te vertellen dat het kind in coma lag. Een diepe droomloze slaap. Van waaruit het moeilijk wekken was. Wat zij tot zich had genomen was de vraag. En uiteindelijk na veel zoeken vond Mary het kleine flesje, leeg, op de vloer van de slaapkamer, waar het kind in de lade had zitten neuzen en dit uiteraard ook was tegengekomen. Het dopje had zij nog net op de kaptafel gelegd.

Lees dit ook eens:  Rowena

Mary wist niet waar zij het zoeken moest, waar was die oude man? Kende iemand hem misschien? Ze ging het dorp af om te vragen en ondertussen lag haar kleine schat op witte lakens op de canapé in de achterkamer. Vader Jake keek toe hoe het kleine meisje kleine parelende zweetdruppeltjes op haar bleke voorhoofd ontwikkelde in deze warme zomermaand. Hij veegde het zachtjes af met een vochtige doek. Niemand wist of zij nog zou ontwaken, het werd hem zwaar te moede. De tranen brandden achter zijn ogen en zijn keel leek wel dichtgesnoerd.

Wat had er in dat middel gezeten? Niemand die het wist, maar ook niemand die de oude Indiaan kende in het dorp. Mary werd weer magerder en haar zenuwen aten haar op. Na drie maanden werd het zichtbaar dat zij weer een kind zou krijgen, doch dat was zij geheel vergeten. Al haar aandacht ging naar Roos, haar mooie dochtertje. En wie nam het haar kwalijk, dat levendige mooie kind, dat nu zo lag te slapen als een Doornroosje op die grote hoeve.

Nee, het zat hen niet mee, dan maakte geld ook niet gelukkig, zei men dan in het dorp.

Mary huilde veel en vaak en verzorgde haar kind. Het was alsof zij dit misschien voorvoelde dat dit zou gebeuren. Ze sponsde het kleine kinderlijfje af en droogde het met een zachte doek. Een schoon wit katoenen nachtpon, dat rook naar lavendel, werd aangetrokken en de vochtige lokken zachtjes gekamd. Een kus op de bleke wangen, dat was alles dat zij kon betekenen voor deze kleine meid.

De koe-bel aan de achterdeur klingelde en Mary stond met tegenzin op. Maar bij de achterdeur stond eindelijk weer de Indiaan met de hoed. Oh, haar hart sloeg intens op hol, wat was zij blij dat ze hem weer zag, nu kon zij vragen immers!
Ze vloog hem bijna in de armen. Vroeg honderduit en toonde hem haar dochtertje in een diepe, diepe slaap. Verwijten maken had geen zin, ze had het middel goed moeten opbergen, maar daarvoor was het al lang te laat. Hoe lang het meisje in deze staat verkeerde, vroeg de Indiaan. Drie maanden al. Hij knikte en keek bedenkelijk.

“Er is misschien iets dat ik nog kan doen,” zei hij.
“Wat, maakt niet uit wat, als het maar helpt,” zei Mary.
“Het zal veel kosten,” zei de Indiaan. “Erg veel. Bent u bereid dat te geven?”
Mary wilde hem alles wel geven, als Roos maar terug kwam! De Indiaan keek naar haar buik. En na enige tijd, begreep zij en antwoorde zij. Ze knikte van ja.

Langzaamaan kwam Roos weer tot leven. Slaperig en slap kon zij langzaamaan weer rechtop zitten, en tegen mama aanleunen die haar pap voerde. Langzaam ook kon zij weer lachen om papa die rare grappen maakte bij haar bed. En een maand later kon zij weer zijn zoals ze was, de kleine lieve mooie Roos, spelend rondom de hoeve.

Mary was zo dolgelukkig en blij, maar een schaduw overhing dat geluk. De wetenschap dat zij haar nieuwe kind moest afstaan aan de oude Indiaan, dat was het ergste dat zij ooit zou moeten doen. Maar in ruil voor de betovering die verbroken was, had zij immers geen enkele keus. Op een dag vertelde zij Jake wat de oude Indiaan had gevraagd in ruil voor de terugkeer van hun dochter. Jake was woest en wilde de man t.z.t. te lijf gaan en ombrengen. Toch zei Mary dat het geen goed idee was omdat de man bepaalde gaven bezat. “We komen er wel uit,” zei Jake geruststellend en klopte op haar hand.

Lees dit ook eens:  Engelen verliefd of?

Ze zouden wel iets bedenken. En in de tijd die nog voor hen lag, bespraken zij dagelijks alles wat hen te binnen schoot om de Indiaan te slim af te zijn.

Tegen eind december was het zover, op deze dag kwamen de weeën en werd de zoon geboren die Jake zo graag had gewenst. Een zoon die de hoeve zou overnemen eindelijk! Een prachtige zoon was het, stevig en gezond, met wederom al prachtig donker haar.

Na nog geen week was de Indiaan alweer aangekomen bij de hoeve en eiste het kind op. Mary was in tranen en huilde tot ze op haar knieën ging voor de oude Indiaan. “Alstublieft, neem mijn kind niet mee! Ik kan niet zonder hem!?” Ze was danig in paniek.

De oude Indiaan kreeg medelijden. “Ik weet het goedgemaakt,” zei hij, “als jij weet hoe ik heet, dan mag je het kind houden. Je mag drie keer raden!” “Ik kom terug over vier weken.” De Indiaan vertrok.

Mary en Jake bedachten allemaal absurde gekke namen, namen die een Indiaan zou kunnen hebben. Ze vroegen aan allerlei mensen of zij de Indiaan gezien hadden en hem misschien kenden, ook in een nabijgelegen dorp.

Uiteindelijk kwam er een mannetje uit het dorp naar hen toe, die de Indiaan gezien had bij een kampvuur in de buurt. De Indiaan had vreemd staan dansen bij het vuur, zei het mannetje, en daarom was hij gaan kijken. De Indiaan had een liedje gezongen. Een vreemd eng lied. Het mannetje had het zelfs nog onthouden.

Het ging zo:

Heden dans ik van geluk.
Overmorgen haal ik de gezonde boerenzoon van de grote hoeve.
Die voor mij kan werken en zorgen als ik oud en versleten ben, hoezee.
Wat een geluk dat niemand weet dat ik Repelsteeltje heet!

Mary en Jake waren dolgelukkig natuurlijk. En toen de Indiaan kwam om hun zoon op te eisen, zei ze: “Ik denk dat je Hiawatha heet…” “Nee,” lachte de Indiaan en hij wreef al in zijn handen. “Of Geronimo?” zei Mary zacht. “Nee,” lachte de Indiaan vergenoegd. “Misschien is het dan wel Repelsteeltje!?”

De Indiaan was woedend. “Dat heeft iemand jou verteld!”
“Mocht dat dan niet? Ik moest de naam zeggen en of iemand het nu wel of niet verteld heeft, doet niet ter zake,” zei Mary opgelucht.

De Indiaan keerde om en verdween om nooit meer terug te keren. Mary bleef met haar kinderen en haar man wonen op de grote hoeve in grote blijdschap en geluk.

Dat hun dochter later huwde met een zoon van de Indiaan deed niet ter zake, want ze waren verliefd en daar was geen kruid tegen gewassen. Maar het was een knappe jongeman die een goede baan had als schoolmeester in het dorp. Maar hij vertelde hen wel over zijn vader, die inmiddels al jaren niet meer leefde, en dat hij vaak langs de deuren was gegaan in vroeger tijden.

~*~

Het is al donker, hij staat nu voor mij, en kijkt me aan. “Ik moet weer gaan,” zegt hij, spijtig.
“Ik weet het,” zeg ik, “het is niet anders.”

Weemoed vervult mijn ziel. Gemis overspoelt mij.
“Ik hoop dat je snel nog eens komt met een mooi verhaal, en bedankt voor deze,” verzucht ik.
“ik zal mijn best doen,” zegt hij dan, en streelt over mijn gezicht.
Een koude kus op mijn voorhoofd en daar gaat hij weer…mijn verhalenverteller.
De deur slaat dicht met een klap en ik blijf achter, alleen.

©Angel-Wings.nl

Laat meer zien

Gerelateerde verhalen

Bekijk ook
Close
Back to top button
Close

Een Adblocker gedecteerd

Je gebruikt een adblocker, zet deze uit om de hosting van de website te ondersteunen