Op de grote stille heide
De vlinders dwarrelden speels door de lucht, de zon scheen ondanks het late middaguur onbarmhartig over de paarse heide.
De gele zandvlakten kleurden gelijk een woestijn okergeel, met af en toe grijpende armen van droge oude takkenbomen, als een sombere schaduw in de zomerse pracht. Een herdershond sprong wild blaffend rond een heuvel in het zand. Mark kwam aanlopen en riep zijn hond, maar toen de baas in het zicht kwam begon de hond te graven in een heuvel.
Mark kwam dichterbij en keek toe hoe zijn hond wild gravend in het zand, iets opgroef blijkbaar. Mark zijn hart stond even stil, het was toch geen lijk ofzo. Dat was ergens zijn grootste nachtmerrie, dat hij zoiets ooit tegen zou komen ergens in de bossen of dat hij dat in een water zag liggen.
“Kom Max! Kom hier”! Maar Max luisterde niet, verwoed groef de hond verder. Voorzichtig liep Mark naar de heuvel van geel zand, waarbij langzaamaan een figuur zichtbaar werd. Oh god toch een lijk, dacht Mark geschrokken. Het duizelde hem even.
Mark keek om zich heen of er meer mensen liepen, maar de heide was verlaten en stil en erg eenzaam… Hij ervoer die eenzaamheid nu als zeer drukkend, terwijl hij dit nooit eerder zo had ervaren. Vanonder het zand kwam inmiddels een arm tevoorschijn, levenloos naar het scheen, de hond groef maar door. Mark keek toe, roerloos als bevroren in een intense angst, die hem plots overviel.
Oh god, toch een mens, was hier ten einde gekomen, wat was er gebeurd en waarom moest hij dit meemaken. Mark voelde hoe zijn maag omhoog kwam en zich een weg baande naar zijn mond, hij keerde zich af van wat hij voor zich zag en gooide zijn maag leeg.
Mark strompelde naar een dichtbij staande boom en hield zich staande, door te leunen tegen de stam.
Max blafte plotseling heftig en harder, Mark keek om en zag hoe de hond inmiddels een resterend deel van een mens uit het zand had gegraven. Prachtige zwarte lange haren lagen daar verspreid over het okerkleurige zand. Een wit en stil gelaat met gesloten ogen lag daar voor hem, als een stilstaand schilderij.
Een momentopname, een seconde, een voorbijgaand iets, Mark hoopte dat dit snel voorbij zou gaan. Wat moest hij nu doen, de politie bellen, natuurlijk.
Hij wilde zijn mobiel pakken uit zijn broekzak, tot hij de hand zag bewegen. Wederom overviel een duizeling hem.
Hij strompelde naar het lichaam toe en zag hoe de vrouw langzaamaan bijkwam. Haar lange oogwimpers trilden, en haar mond was vol maar bleek, ze opende haar mond en kreunde.
Mark knielde neer naast de jonge vrouw. Hij raakte in paniek, bij haar slaap zat veel geronnen bloed. Wat moest hij doen.
Hij nam haar hand in de zijne en wreef erover. De hand was klam en kil. Heey, éh… hallo,.. alles goed? Hij vond zijn vragen idioot, maar zijn keel voelde kurkdroog aan. De jonge vrouw opende haar ogen en keek wazig om haar heen. Ze focuste zich op Mark. Ze fluisterde iets, Mark boog naar voren en hoorde dat ze vroeg om water. Mark had altijd een flacon water bij zich onderweg, zeker als het warm was. Hij nam deze uit zijn rugtas en zette de fles aan haar bleke lippen. Grote donkere ogen branden in zijn ziel, ze bekeek hem aandachtig. Nog nooit had hij zulke ogen gezien, donker als git, een huid zo wit als sneeuw bijna, en zijdeachtige lange zwarte haren die als een sluier over haar lichaam viel. Dankbaar keek ze hem aan, en duwde zijn hand weg. Genoeg, zei ze fluisterend, ze ging wat overeind zitten en hij ondersteunde haar. Ze woog niets, ze was klein en slank. Mark veegde de flacon af en dronk zelf ook wat water. “Ben je gewond?” vroeg Mark. Ze schudde haar hoofd van Ja.
Waar ben je gewond, zal ik de ambulance bellen en de politie?
Ze schudde weer Ja. Mark bekeek de wond aan haar slaap. Het bloed was opgedroogd inmiddels, het zag er erger uit dan het was waarschijnlijk maar dan toch…
Hoe kom je hier en hoe heet je, vroeg Mark behulpzaam. Ze schraapte haar keel en vertelde, haar naam was Raphaela Stern. Ze was meegenomen door de soldaten, vertelde ze haperend. Mark keek haar aan en dacht, ‘die is de weg kwijt’. De soldaten hadden haar op haar hoofd geslagen, ze voelde aan haar hoofdwond, daar, zei ze ten overvloede. Ze vertelde over de oorlog en dat haar familie naar het concentratiekamp was vervoerd en dat zij toevallig die dag niet thuis was geweest. Toen ze weer thuis kwam trof ze een leeg huis aan, waar alles overhoop getrokken was. De tranen stonden in haar grote donkere ogen. Mark voelde een hoofdpijn opkomen. ‘Hoe ben je dan hier terecht gekomen Raphaela’, vroeg hij. Ze had over straat gelopen in het donker, en soldaten kwamen haar tegen en hadden haar meegenomen naar de heide. Ze slaakte een kreet van ontzetting en sloeg haar hand voor haar mond. En toen, hebben ze dat erge gedaan. Ik heb gevochten, snikte ze nog.
Mark had intens medelijden met haar. Hij dacht er het zijne over. Ze was in de war natuurlijk.
Mark pakte zijn mobieltje en belde met het alarmnummer. Raphaela vroeg aan Mark, wat dat was in zijn hand. Mijn mobieltje, zei Mark glimlachend. “Wat is dat?”, vroeg ze verbaast. Mijn telefoon.
Vol verbazing keek ze naar het ding in zijn hand. Het was erger nog dan Mark had gedacht, de klap op haar hoofd had misschien iets beschadigt.
De politie komt zo en de ambulance, zij zullen je meenemen naar het ziekenhuis, zei Mark geruststellend. Raphaela keek hem aan alsof ze hem niet goed kon zien. Ze hebben mij hier doodgeschoten op de heide, zei ze nog.
Mark schrok van de felheid in haar stem, het intense verdriet dat erin doorklonk.
De zon was heet, en de schaduwen werden langer. Kom, zei Mark, hij trok Raphaela tegen zich aan.
Zo kon ze tegen hem aanleunen. Hij streelde het lange zachte haar. Op haar bleke wangen lagen tranen die langzaamaan naar beneden drupten. Het duizelde Mark alweer. De druppels veranderden in bloed, haar borst was nat van het bloed. Mark wreef over zijn ogen, hij zag dingen die er niet waren. Toen hij weer keek zag hij nergens bloed. Mark was plots intens moe.
Max stond een eind verderop naar hen te kijken. Het was zwoel en warm, het zou vast niet lang duren of de ambulance zou komen en de politie, ze zouden het van hem overnemen immers. Mark werd slaperiger en langzaamaan vielen zijn oogleden toe. Hij werd wakker van zwaailichten en stemmen.
Lang had hij niet geslapen. Hij keek naar het meisje in zijn armen en vol afschuw, duwde hij het van zich af. In zijn armen lag een geraamte. Bevend lag Mark op het zand, en keek vol afschuw naar dat wat voor hem lag. Waar was zij Raphaela? Een politieagent kwam op hem toelopen en keek hem bevreemd aan. ‘’Wat is er hier aan de hand’’. Ik heb geen idee meneer, mompelde Mark.
Haar naam was Raphaela Stern. In het zand lag een gele ster, oud en smoezelig.
Max blafte een keer hard in de verte, als riep hij zijn baasje dat het tijd was om te gaan.
De politie liet Mark na enkele weken weten dat er op de heide inderdaad ooit een aantal mensen waren omgebracht in de oorlog. En dat Rapaela Stern nooit gevonden was, niemand had nog taal of teken van haar vernomen, ook geen familieleden die de oorlog hadden overleefd. Zij waren dan ook blij dat ze Raphaela Stern eindelijk haar laatste rustplaats konden geven. Mark was uitgenodigd om dit bij te wonen. Dit deed hij dan ook en hij vertelde van zijn bijzondere ervaring op de heide.
Alsof zij hem geroepen had, in die stilte, waar weinig mensen kwamen. En dat Max zijn hond haar had gevonden. De tranen sprongen Mark in zijn ogen toen ze hem enkele oude foto’s lieten zien van Raphaela. ‘Ja, jazeker, dat was zij’, stotterde hij. Op die bijeenkomst en eredienst ontmoette Mark een familielid van Raphaela. Eva een verre nicht, die veel op haar leek. Jaren later trouwden zij.
Mark had een bijzondere ervaring op de heide, dat misschien geen toeval was. Maar sindsdien wandelde hij nooit meer over de heide. Zelfs niet met zijn geliefde Eva.
©Angel-Wings