Als alleen de liefde telt
Als alleen de liefde telt
Sereen was de tuin in de ochtendnevels en de nog aarzelende zonnestralen.
De blauwe sering bloeide uitbundig en haar ranken raakten alles dat omhoog, richting de hemel groeide. De klimop werd omarmd door de blauwe bloemen, beiden elkaar verstikkend in een race om de klok, wie het meeste licht kon verkrijgen. Nephele rende dansend door de tuin, achtervolgd door haar gitzwarte kat Wodan. Haar rode vlechten dartelden op en neer op haar tengere schouders. Nephele lachte en was gelukkig, zoals een jong meisje nog blij en gelukkig kon zijn, zonder zorgen.
“Nephele, kind, kom toch binnen,” riep grootmoeder vanuit het kleine huisje.
“Ik ga eerst water halen, grootmoe.” Met haar te grote veterschoenen rende ze terug naar de waterput en haalde een emmer water uit de put. Wodan sprong op de rand van de put om te kijken wat Nephele aan het doen was.
“Ksssjt,” zei ze, “jij mag daar niet zitten, straks val je in de put en wie kan jou dan nog redden?” Goedmoedig duwde ze Wodan van de rand van de waterput. Verontwaardigd liep Wodan mokkend weg, met zijn staart in de lucht. Nephele goot het water in de zinken emmer naast de put en zeulde de emmer mee naar het kleine knusse huisje, waar rode papaverbloemen uitbundig bloeiden voor de openstaande blauwe voordeur. Ze was een vrolijk opgewekt meisje, zonder ouders, zij waren jaren geleden gestorven aan de zwarte dood. ‘Een straf van God’, had de dominee in het dorp gezegd. Nephele geloofde niet in die God, hoe kon God hen nu straffen?
Wat hadden haar lieve ouders verkeerd gedaan? Ook haar jongere broertje Jozef was gestorven aan de zwarte dood, maar haar broertje Jochem bleef leven. Hij was wat achterlijk, en dat noemde men een ‘duivelskind’. Als God haar ouders dan een duivelskind hadden gegeven, dat zo ontzettend lief was, waarom moesten zij dan sterven van die God? Of misschien wel daarom, dat begreep zij allemaal niet en ze vond het maar onlogisch allemaal. Jochem kon niet goed praten, hij sprak met wat onverstaanbare klanken, maar ze begreep hem altijd goed en grootmoeder ook. Gelukkig maar. Jochem kon goed hout bewerken, hij maakte dieren na uit het bos, van oude vermolmde afgevallen takken. Ook deze verkochten zij wel eens op de markt. Jochem mocht verder alleen in de tuin rondlopen en de dieren verzorgen en de stal schoonhouden, maar mocht niet alleen naar het dorp of naar het bos. Dat was gevaarlijk, vond grootmoeder. Je wist maar nooit hoe mensen waren immers, en misschien zouden ze hem iets aandoen.
Hij luisterde altijd braaf naar grootmoeder, maar Nephele zag het verlangen wel in zijn ogen, als hij naar de bosrand keek in de verte, over de groene weiden met allerlei wilde bloemen. Hij was een hele kerel inmiddels, 19 jaar oud, maar gelukkig hield grootmoe hem flink bezig. Elke dag somde ze hem werkjes op, rondom het huis, zodat hij niet ergens anders naar ging talen. En zo was het leven goed. De kippen legden eieren en die verkochten ze op de markt, de geit gaf melk en de melk gebruikten ze ook om kaas van te maken en dat verkochten ze dan ook op de markt. Met hun ezeltje in de weide konden ze dan soms op weg, met een kleine boerenkar, naar buiten en naar een ander dorp. Grootmoe kon ook prachtig ragfijn haken en daar verdiende ze ook geld mee, voor de rijkere dames die een kanten kraagje wilden, of een kleed op hun dure salontafels of kasten. Ze konden het net redden zo met zijn drieën. Een vetpot was het niet, maar zo goed en kwaad als het ging, was alles goed te doen.
En dat maakte alles een zorg minder in de wereld, zei grootmoeder altijd. Grootmoeder leerde Nephele ook van alles over kruiden en de gezondheid van mens en dier, maar ook hoe ze groenten moest aanplanten in hun tuintje. Omdat grootmoeder veel wist van geneeskrachtige kruiden kwamen mensen van heinde en ver om grootmoeder te vragen om hulp bij allerlei klachten. Zelfs Marcella, de verwende rijke dochter van de landeigenaar De Rondechels, was eens stiekem langsgekomen voor een geneesmiddel tegen kiespijn. Niemand mocht het weten, had ze gezegd, en ze had flink betaald. Haar broer Jonathan had staan wachten, buiten, met een koets met hun familiewapen op de zijkanten, verscholen in het groene bos. Nephele had stiekem staan kijken naar die knappe jongeman. En ook hij kon zijn ogen niet van het meisje afhouden. Dat was pas een mooie meid. Mooier dan hij kende vanuit zijn rijke omgeving. Nephele droomde nog vaak over haar lieve ouders, en dan werd ze verdrietig wakker bij het gemis aan hen beiden. Maar grootmoeder maakte veel goed in hun leven. Ze was haar dan ook intens dankbaar voor al haar liefde en goede zorgen en dat liet ze blijken door dagelijks van alles voor grootmoeder te doen. Zoveel als ze kon. In het huisje rook het heerlijk naar vers gebakken brood. Grootmoeder sneed het brood net aan toen Nephele binnenkwam. Wodan sprong voor haar uit, enthousiast en gelukkig. Nephele zette de emmer water op het aanrecht in het keukentje.
“Zo, weer vers water grootmoe,” zei ze. Ze trok haar rode vlechten recht.
“Dank je wel, mijn lieve kind,” zei grootmoeder blij. Ze was zo blij met de kinderen van haar dochter. Als zij er niet geweest waren na het heengaan van haar dochter, dan had het leven geen zin meer voor haar gehad, maar deze kinderen waar zij voor zorgde waren haar alles en voor hen had zij de kracht om door te gaan. Wat waren het toch fijne kinderen, niets geen last, alleen een zegen. “Waar is Jochem?” vroeg grootmoeder.
“Ik dacht dat hij bij u was?” Verbaasd keek Nephele om haar heen. Jochem zat niet zoals gewoonlijk op zijn knieën in zijn bedstee. “Misschien is hij bij de kippen,” opperde Nephele. Ze ging maar eens zoeken naar haar broer. Maar in de tuin was hij niet. Geschrokken rende Nephele naar binnen. “Hij is nergens grootmoe!” stamelde ze. Bezorgd keken ze elkaar aan. Nephele nam snel een plak brood en rende naar buiten, zoekend naar haar broer. Maar nergens was hij te bekennen. Tegen de avond pas kwam hij aanzetten, met een vreemde blik in zijn ogen, verwilderd ergens, waar hij normaal geluiden maakte, was hij nu intens stil. Hij wilde ook niets zeggen die avond, hoe ze hem ook uithoorden over waar hij geweest was. Hij leek anders daarna, maar hij deed zijn klusjes als vanouds. Jochem trok er steeds vaker op uit. Tot ongenoegen van grootmoeder. Waar ging Jochem dan naartoe en als alles maar goed ging?
Nephele ging op een dag weer eens op zoek naar haar broer. Het begon al te schemeren namelijk. Ze liep nu een andere richting op dan de vorige keer en ditmaal hoorde ze plots geroezemoes in het bos, iets verderop. Ze liep dat pad op en ontdekte een kleine open plek met een vijver in het midden, waar verschillende rijke jongelui bij elkaar stonden. Met plots een schok in haar maag zag ze Jonathan staan, de gruwelijk knappe broer van Marcella. Hij drukte een jonge vrouw tegen een boom aan en kuste haar en greep haar heupen. De vrouw liet zich gewillig kussen en met een steek in haar hart zag Nephele het aan. Ze was al geruime tijd onder de indruk van deze Jonathan, maar natuurlijk zou hij haar nooit zien staan. Hij met zijn rijke ouders en zij? Dat zou nooit gebeuren, dat wist ze al wel. Toch spijtig, ze keek naar zijn brede schouders aan de achterzijde, en naar zijn krullende blonde haren dat tot over de kraag van zijn jasje hing.
Nephele keek voorzichtig rond, verborgen tussen de struiken. Ze zag hoe nog wat vrienden van Jonathan zich ook vermaakten met enkele jongedames, ze waren met een stuk of tien mensen op die plek aanwezig. Nephele was niet bekend hoe een man en vrouw zich mochten gedragen richting elkaar, maar dat het iets was voor na het huwelijk, was iets dat grootmoeder haar verteld had en Nephele wist dat deze mensen nog niet gehuwd waren. Ze was geschokt ergens, maar toch was het intrigerend om te zien. Ze had blosjes op haar wangen inmiddels. Ze zag hoe een jongedame haar borsten ontbloot had en dat een jongeman de borsten greep met zijn handen. Nephele hoorde ineens een bekend geluid en keek opzij. Geschokt sloeg ze haar hand voor haar mond. Marcella zat kirrend op een omgevallen boomstam, haar rokken opgetrokken, en tussen haar blanke dijen in zat… haar broer Jochem. Hij bewoog zijn hoofd, waarbij Marcella met haar handen klauwde in zijn haren. Nephele was intens geschokt. Verbaasd keek ze naar het schouwspel en wist niets uit te brengen. Ze wilde schreeuwen, maar deed het niet. Wat deed Jochem hier? Wat deed hij daar? De vlammen schoten Nephele uit, wat…? Hierop verstapte zij zich plotseling en viel languit in het gras. Ze keken allen haar kant op. En voor ze het wist, stonden er drie jongemannen voor haar. Langzaam kwam Jonathan ook haar kant op. Hij schikte zijn broek wat en had een vreemde blik in zijn ogen. Hij keek verbaasd op haar neer en nerveus keek Nephele hem aan. Ze wist niet wat ze moest zeggen, haar hart stond even stil. Een lach doorbrak zijn knappe gezicht in een nog knapper gelaat, Nephele hapte naar adem.
Ze stond ineens op en begon te rennen, het bos weer in, weg van die plek, die plek des onheils, met hun duivelse genoegens. Haar rode haren raakten los door de takken die de linten in haar haren probeerden te vangen. Met de handen voor haar uitgestrekt, rende ze maar door, hijgend, bang en toch ook ergens opgewonden. Wat zij gezien had, was niet bestemd geweest voor haar ogen, ze had ook nooit geweten dat er zoiets bestond tussen man en vrouw. En Jonathan… de blik in zijn ogen, zijn lach en zijn lippen, zijn doordringende ogen, Nephele was verward. Ze rende verder en verder, zich bezerende aan takken. Ze werd gevolgd, dat wist zij, door wie wist ze niet, maar ze achtervolgden haar, omdat ze de takken hoorde breken. Ze keek eens achterom en kwam te vallen dankzij een flinke kuil. Daar lag ze dan ineens op handen en voeten. En daar, naast haar, plofte hij neer. Jonathan. “Zo mijn hert, ik heb je eindelijk gevangen!” Zijn ogen staarden onderzoekend in de hare. Grote bruine ogen met onwaarschijnlijk lange wimpers, met verwilderde rode haren als een krans om haar bleke gezichtje. Ze was zo mooi. Jonathan likte zijn lippen, en keek naar de hare. Hij zou haar zo graag zoenen, dat grietje, dat bange hertje nu, naast hem, op het mos. Een glimlach gleed over zijn knappe gezicht. Met zijn hand veegde hij een rode lok uit haar gezicht. Ze beet verlegen op haar lip. Hij vond het vertederend. Hij kon het niet laten en kuste toch haar zachte lippen. Aarzelend gaf ze langzaam aan hem toe. Hoe oud zou ze zijn, vroeg Jonathan zich af, toch zeker al 16. Haar mond smaakte zoet, en de opwinding die hij ervoor had opgebouwd met een ander, vond opnieuw zijn weg, ditmaal met Nephele die zovele malen beter was dan die meid die hij net had staan zoenen. Dat die ander van betere huize kwam, kon Jonathan niet bepaald zeggen. Nee, dan deze mooie griet. Hij begroef zijn handen in haar vurige prachtige haren, en zij was weerloos en als was in zijn handen. Hij voelde het en wist het. Als een roofdier nam hij haar in bezit, maakte hij haar de zijne. Kuste hij haar hals, opende haar jurk aan de voorzijde en streelde haar borsten, ‘langzaamaan’ dreunde het in zijn hoofd, ‘niet te snel gaan’. Ook al kon hij zich met moeite beheersen. Nephele stribbelde wat tegen, maar hij haalde haar telkens weer over en verleidde haar keer op keer tot het zover kwam, dat zij uiteindelijk in zijn armen intense golven ervoer, en op een hoge golf zij uiteindelijk weer aanspoelde op de aarde. En ook hij kreunend in haar haren, zich overgaf en zij samen naast elkaar lagen op het mos. Glimlachend kuste hij haar weer en weer.
“Jonathan,” zei ze zacht. Ze keek hem aan alsof hij God was. Plots stond ze op en pakte haar kleding bij elkaar en keek nog één keer om naar hem.
“Jonathan,” zei ze weer en ze zette het weer op een lopen. Weg, weg van hem die haar, niet meer aan denken, het was zo fijn geweest, zo fijn met hem… niet meer aan denken. Ze rende maar en rende maar door. Tot ze uiteindelijk aankwam bij het vriendelijke huisje in het bos, waar de blauwe deur openstond door de warmte buiten en de geur van eten naar buiten dreef. Snel waste Nephele haar gezicht bij de put en fatsoeneerde haar haren zover dat kon en stapte ogenschijnlijk onschuldig weer naar binnen, waar grootmoeder aan tafel zat met Jochem.
“Lieverd, eindelijk daar ben je weer, ik begon me al ongerust te maken. Ga zitten en tast toe, lieve kind,” zei grootmoeder en ze schepte alvast op. Jochem blikte onrustig naar zijn zusje, maar sprak niet, en zij ook niet. Ze aten in stilte hun maaltijd, wasten hierna af en ruimden op. Geen woord over wat er gebeurd was die avond in het bos. Hoe kon Nephele ook vragen wat er gebeurd was, Jochem zou het niet goed uit kunnen leggen. En Marcella had misbruik gemaakt van zijn goede vertrouwen natuurlijk. Zo was zij wel en Jonathan? Nephele kon niet meer stoppen met aan hem te denken, ze was reddeloos verloren. Ze was zo verliefd op hem en hoopte hem telkens weer tegen te komen, maar ze zag hem niet meer. Jochem ging nog steeds op pad en Nephele wist dat hij daar was in het bos bij de vijver, met haar de zus van Jonathan. Nog eenmaal was ze hem stiekem gevolgd, maar Jonathan was daar niet en Marcella ging direct op in de liefde van Jochem. Dat wilde Nephele niet aanschouwen. Verdrietig liep zij terug naar het huisje van grootmoe en deed de was en alle dingen die haar opgedragen werden, maar ze was anders dan voorheen. Grootmoeder vroeg ook meermaals wat eraan scheelde, maar Nephele kon het niet uitleggen, ze kon het nog niet zeggen.
Op een avond klopte er iemand op de deur. Nephele die opendeed zag daar Marcella staan met betraande ogen. “Help mij,” zei ze zacht. Ze pakte de handen vast van Nephele en trok haar mee naar buiten. “Kom, we moeten praten.” Ze liepen een eindje, en Marcella vertelde over haar liefde voor Jochem. Nephele keek haar verbaasd aan. Liefde, voor haar broer die niet helemaal in orde was? Hoe kon Marcella hem zien als een volwaardige partner?
“Je weet toch dat mijn broer ze niet op een rijtje heeft,” mompelde Nephele tegen haar. Marcella barstte in lachen uit.
“Niet op een rijtje?” Haar lach klonk parelend helder als kleine klokjes. “Je broer is heel normaal hoor,” riep ze uit. “Snap je het dan niet? Je broer is doof!”
Nephele keek haar niet begrijpend aan, “Doof?” stamelde ze.
“Ja, gewoon doof, daarom kan hij niet zo goed praten.” Marcella keek haar aan alsof zij ze niet op een rijtje had. “Dat is prima te verhelpen met een hoortrompet en zo kan hij ook beter leren spreken.” Ze kneep Nephele in haar hand en zei toen benepen, “Er is iets dat ik je moet vertellen. Ik krijg een kind en je broer is de vader.”
Geschokt staarde Nephele Marcella aan. “Een kind?” Kreeg Marcella een kind van haar broer? Nephele keek Marcella strak in haar ogen aan en mompelde: “Ik ook… ik krijg ook een kind van jouw broer.”
Marcella schoot in de lach, “Wat zeg je? Nee, van Jonathan…?” “Mijn ouders, wat zullen zij ervan zeggen? Wat moeten wij nu doen?” Het was een puinhoop. Dat was wel duidelijk. Marcella vertelde dat Jonathan een tijdje weg was gegaan in verband met zijn studie. Dat ze hem snel zou schrijven en dat hij moest komen, hij zou wel weten hoe hij dit moest oplossen immers. Opgelucht sloten ze elkaar in de armen, op weg naar een onzekere toekomst.
Nephele voelde zich al heel wat beter toen ze later het huisje binnenging van haar grootmoeder. Ze opperde dat Jochem misschien wel doof kon zijn, dat ze daar nooit aan gedacht hadden. Grootmoeder schrok daar toch wel erg van. Jochem bekwam al snel een hoortrompet en inderdaad, hij was behoorlijk doof maar hierdoor leerde hij wel beter spreken en verstond hij beter wat ze zeiden. Een maand later keerde Jonathan terug naar het dorp en zocht hij Nephele op. Het was al schemerig toen Nephele naar de put liep om water te halen, en haar kat Wodan liep voor haar voeten uit. De kamperfoelie geurde zwaar in de zomernacht. Plots blies de kat naar iets in de schemerdonker, en daar stond hij, Jonathan. Hij keek Nephele aan en knielde neer voor haar, en hield een doosje voor haar open met daarin een ring.
“Wil je met mij trouwen, mooie vrouw, vrouw van mijn hart?” Jonathan had aan niemand anders meer kunnen denken dan aan haar. Toen hij hoorde dat zij zwanger was van hem, wist hij niet hoe snel hij moest komen.
Nephele had tranen in haar ogen en fluisterde, “Je ouders?”
“Mijn ouders? Ik heb hen gesproken en het is zoals het is, ook Marcella zal trouwen met je broer en we gaan op het landgoed wonen, met je grootmoeder erbij. Er is genoeg plaats daar.”
“Oh, Jonathan!” Nephele vloog hem om zijn hals, ze was dolgelukkig.
“Mijn moeder vindt het enorm leuk overigens,” glimlachte hij. Ze kusten elkaar.
“Is dat een ja?”
“Ja, oh ja Jonathan, ja, duizendmaal ja, met jou voor eeuwig.”
En zo gebeurde het, de baby’s werden nagenoeg op dezelfde dag geboren. Nephele kreeg een zoon en Jochem een dochter. Hun huwelijken werden gezamenlijk gevierd, het werd een groots feest en de ouders hadden liever een elitaire familie gehad voor hun kinderen, maar ze waren gelukkig en verliefd, wat wilde een mens dan nog meer? De twee baby’s waren een Gods geschenk. Zo vond ook grootmoe een goede oude dag op een prachtig landgoed, met genoeg te eten en geen zorgen meer en zoveel geluk rondom hen.
Het was goed zo. Er viel niets te klagen.
© Angel-Wings