Sneeuwwitje
Lang geleden was er eens een koningin. Ze zat voor het raam te borduren, toen plots witte sneeuwvlokjes uit de hemel vielen. Ze opende het raam om die witte wereldschoonheid te aanschouwen. Maar zij prikte zich plots per ongeluk aan het borduurwerkje. Een druppel bloed viel op de donkere ebbenhouten vensterbank, die inmiddels bedekt was met enkele witte sneeuwvlokjes, en het zag er intens wonderschoon uit.
De koningin verzuchtte plots: ‘’Och, had ik maar een kindje klein, met haren zo donker als ebbenhout, met wangen zo wit als sneeuw, en lippen zo rood als bloed.’’ Een witte duif fladderde plots heen vanuit de bomen en bracht de boodschap over aan de Goden in de hemelen.
Nog geen jaar later bracht de koningin een dochtertje ter wereld, met een huidje zo wit als sneeuw, met haren zo donker als ebbenhout en lippen zo rood als bloed. De koning en de koningin waren dolgelukkig. Ze hielden intens veel van hun lieve kleine dochtertje, ze was hun geluk. Ze noemden haar Sneeuwwitje.
Op een dag echter viel de koningin van de torenkamertrap, en zij overleefde deze val niet. Niemand wist dat een boze heks van dichtbij de koningin van de trap had geduwd. Het hele land was gehuld in droefenis, om hun zo geliefde koningin.
De boze heks bracht veelvuldig bezoeken aan het paleis en troostte de koning in zijn verdriet om het gemis van zijn zo geliefde koningin. Ze gaf de koning adviezen, ze bracht hem troost en vertelde hoe goed zij voor hem kon zorgen. De koning, vervuld door zijn intense verdriet, liet zich door haar inpalmen. Niemand mocht de boze heks, maar ze had veel macht. En deze misbruikte ze dus ook, en nog geen jaar later had zij eindelijk haar zin. Zij werd koningin van het land! De koning stemde in met een huwelijk!
Ze was vol van zichzelf en elke dag keek ze in haar toverspiegel en vroeg aan deze spiegel of ze nog wel de mooiste vrouw van dat land was. De spiegel antwoordde dan altijd dat zij dat was. En tevreden keek de boze heks dan om haar heen, ze was tevreden. Als koningin heerste ze over het land, en de koning, nog steeds gebroken van verdriet door het verlies van zijn innige geliefde, merkte niet dat zijn nieuwe vrouw een boosaardig wezen was, die zijn vrouw gedood had. De nieuwe koningin deed net alsof ze een erg lieve stiefmoeder was voor Sneeuwwitje, maar dat was zij helemaal niet, want als de koning het niet zag, dan kneep ze het mooie kleine meisje hard in haar armpjes. En soms trok ze het arme kind zelfs aan de lange donkere haren. Het meisje was intens verdrietig.
Op een dag zag Sneeuwwitje hoe de boze stiefmoeder in de toverspiegel keek en vroeg wie het mooiste van het hele land was. Sneeuwwitje schrok enorm, want tovernarij was verboden in het land. De boze heks keek verschrikt om toen Sneeuwwitje uit angst achteruitdeinsde en hierbij een tafeltje omver stootte. ”Jij klein loeder, heb je mijn geheim ontdekt?” schreeuwde de boze heks naar het arme kind, die met grote ogen naar de boze heks keek.
‘’U bent een heks,’’ stamelde Sneeuwwitje. “Ja, nou én?” Sneerde de boze heks. ‘’Als jij je vader hier iets over durft te vertellen, dan zal je de hel beleven!’’ Hierbij lachte ze haar gierende gemene lach, en duwde het kind de kamer uit. ”Wegwezen jij, en denk erom als je er ooit over praat, weet ik je te vinden!”
Sneeuwwitje viel neer in de hal van het paleis. Ze huilde tranen met tuiten maar durfde niemand te vertellen over de boze heks. Ze voelde zich intens alleen, en zonder haar moeder wist ze niet wat ze moest doen, maar ze vertelde het aan niemand.
In de jaren die volgden werd Sneeuwwitje groter en mooier. Ze was oogverblindend mooi zelfs. En op een dag, toen Sneeuwwitje vijftien was geworden, vervloekte de boze heks haar toverspiegel omdat hij voor het eerst in al die jaren iemand anders de mooiste noemde in het koninkrijk. Hij noemde de naam van Sneeuwwitje.
Woedend was de koningin. Ze haatte het kind intens. Waarom wist zij niet, maar het kind was alles dat zij niet was: puur, oprecht, eerlijk, intelligent, verstandig, vriendelijk en iedereen hield van het meisje, en nu was ze ook nog mooi! Mooier dan zij! Ze wilde van het kind af, maar hoe? Het meisje werd altijd goed bewaakt en beschermd. Sneeuwwitje had vele vrienden, misschien kon de boze heks een vriend overhalen om het kind kwaad te doen? Als zij een goed aanbod deed, waarom zou zij zo geen ander mens in haar macht kunnen verkrijgen? Ze had goud genoeg om aan te bieden.
De boze heks verzon een plan. Op een dag vroeg ze een vriend van Sneeuwwitje om bij haar te komen. Hij was een jager. Ze bood hem een grote zak met goud aan. Als hij Sneeuwwitje naar het bos zou brengen, en haar het hart bracht van het mooie kind, dan kreeg hij nog zo’n zak goud en werk in het paleis zelf als hoofdjager.
Nu had de jager altijd wel genoeg vlees te eten, maar veel geld had hij niet. Hij kon niet anders dan naar de boze heks luisteren. Hij had ook kinderen en hij had werk hard nodig. Met een bezwaard hart ging de jager naar Sneeuwwitje toe. Hij sprak vriendelijk met haar, en vroeg of ze met hem naar het bos wilde gaan. Hij had een nest met jonge vosjes gevonden en hij dacht dat de moeder vos verdwenen was. Hij wilde kijken of hij de jonge vosjes moest gaan opvangen.
Sneeuwwitje stemde enthousiast in, en ging dansend mee naar het bos, op zoek naar de jonge vosjes. Sneeuwwitje was dol op dieren namelijk en jonge vosjes waren enig om te zien en vast te houden, dat wilde zij wel graag.
Diep in het grote woud, stond de jager stil om het kind de genadeslag te geven. Maar hij kon het niet over zijn hart verkrijgen. Zo’n onschuldig kind ombrengen, was hij helemaal gek geworden? De tranen sprongen hem in zijn ogen om zijn slechtheid en de wens aan goud. Hij vertelde Sneeuwwitje van het plan van de gemene boze heks om van haar af te komen. ”Ik zal niets zeggen, maar ren weg, ga door het woud en zoek een plek om te leven en laat je nooit meer zien op het paleis,” waren zijn laatste woorden, voor hij haar alleen achterliet in het grote woud.
Onderweg schoot hij een hert dood en sneed het hart uit het dier als bewijs voor de boze heks dat hij Sneeuwwitje zogenaamd gedood had.
Sneeuwwitje was moederziel alleen in het grote woud. Ze huilde van verdriet en verlatenheid. Wat moest ze nu beginnen? Ze liep rond, urenlang, op zoek naar mensen, een huis, een plek om uit te rusten, een oplossing voor haar problemen. Ze miste haar vader intens, maar ze kon niet terugkeren naar het paleis. Tegen de avond, toen het al bijna donker was geworden, zag zij een lichtje branden in de verte. Ze rende zo snel ze kon naar het lichtje toe, opgelucht en hoopvol. Misschien was daar een huisje, een plek om te slapen, want ze was zo intens moe.
Toen Sneeuwwitje eindelijk aankwam bij het lichtschijnsel, zag zij daar een gezellig klein huisje. De deur stond uitnodigend open, en Sneeuwwitje besloot naar binnen te gaan.
Het was er heerlijk warm en aangenaam. Op het gasfornuis stond een pannetje zachtjes te pruttelen. Snel at Sneeuwwitje wat uit het pannetje, het smaakte heerlijk. Op een tafel stonden zeven bordjes, van groot naar klein, bestek van groot naar klein en stoelen van groot naar klein. Sneeuwwitje vond het grappig en nam plaats op de grootste stoel, want zij was groot voor haar leeftijd al en paste goed in de grotere stoel. Ze schepte wat eten op uit het pannetje in het bord voor haar en begon smakelijk te eten.
Toen ze eindelijk vol gegeten was, gaapte ze achter haar hand en stond op, en liep naar een kamertje ernaast. Daar stonden zeven bedjes, van groot naar klein. Oh, wat grappig vond Sneeuwwitje dit alles! Ze liep naar het grootste bed toe, want ze was intens vermoeid. Ze ging liggen in het zachte warme donzen bed en viel direct in slaap.
Na enige tijd kwamen de bewoners van het huisje thuis. Ze merkten direct dat er iemand in hun huis was geweest. Wat was hier aan de hand? Er was gegeten uit de pan, en het bord was gebruikt, en de stoel stond anders langs de tafel. Vanuit de slaapkamer kwam een geluidje en verschrikt renden de dwergen, want dat waren zij namelijk, naar de slaapkamer toe.
Vol verbazing zagen zij het mooie koningskind slapen in het bed van de grootste dwerg. Verliefd keken ze naar het mooie kind. Wat was zij prachtig zoals ze daar lag in het sneeuwwitte beddengoed, met haar ebbenhoutkleurige haren, haar bloedrode lippen, en haar sneeuwwitte huid.
Zuchtend gingen de dwergen naast het bedje zitten, starend naar het beeldschone meisje.
”Mag ze blijven?” vroeg de kleinste dwerg hoopvol.
”We zullen zien,” zei de middelste dwerg, ”en vragen wat zij zelf wil als zij ontwaakt.”
De hele nacht waakten de dwergen aan het bed van Sneeuwwitje. Ze had nare dromen die nacht, onrustig sliep zij die nacht. En toen in de morgen de zon door een kier in het gordijn haar neus kriebelde, werd zij niezend wakker.
”Hatsjoe!” nieste zij koninklijk. De dwergen lachten allemaal in koor, en Sneeuwwitje keek blij om haar heen. ”Oh,” zei ze, ”oh wat gezellig, jullie zijn allemaal dwergen.”
Bij de dwergen bleef zij wonen. Bij de dwergen had de macht van de koningin geen kans. Zij beschermden haar zo goed zij konden, en als zij aan het werk waren, deed Sneeuwwitje het huishouden. Ze kookte het eten, bakte zoete broodjes in de kleine steenoven.
De dwergen hadden weinig te klagen over de koningsdochter, zij was zeer net opgevoed. Toch waren zij bang voor de macht van de koningin, daarom waren zij zeer zuinig op Sneeuwwitje.
De koningin was zeer tevreden. Ze had zich ontdaan van dat stomme kind Sneeuwwitje. Eindelijk had zij alle macht en als ze ooit kinderen zou krijgen, zouden zij de troon bestijgen en geen kind van een koningin die niet meer leefde. Ze had het allemaal goed geregeld!
Zeer tevreden ging zij naar de toverspiegel en vroeg de spiegel wie nu het mooiste was in het land. Maar de spiegel antwoordde ditmaal wederom dat Sneeuwwitje de mooiste was in het hele land.
De gemene heks sprong uit elkaar van woede. Ze rukte aan haar haren en stampvoette van boosheid.
Hoe was dit mogelijk? De jager had Sneeuwwitje toch gedood? Woest liet zij de jager bij zich komen. Angstig keek hij haar aan. Hij had eindelijk een baan en had goudstukken, te veel om uit te geven, wel ten koste van een kind. Maar toch? De boze heks had hem alleen maar misbruikt om haar zin te krijgen. Maar dat plan was dus mislukt, woest was zij.
Ze schreeuwde tegen de jager dat hij onthoofd zou worden later die dag, en zo gebeurde.
De heks zon op wraak. Waar was dat rotkind gebleven?
In een glazen bol spoorde zij een blij lachende gelukkige Sneeuwwitje op, lachend met dwergen? Wat? riep de heks verbaasd uit. Dwergen, de zeven dwergen van over de zeven bergen, dat was bij het laatste woud en dan bij de grote eik naar links en dan uitgekomen bij een watervalletje drie bomen naar rechts. Oh, kijk dat kind eens lachen en gelukkig kijken. Ze was inderdaad nog mooier dan voorheen. Gifgroen was de aura van de boze heks, het spoot er vanaf. Ze had zo’n hekel aan dat kind. Ze moest iets doen! Maar wat?
Na een maand wist ze wat haar te doen stond. Ze deed een oproep naar oude hekserige vrouwtjes die iets voor haar, de koningin, wilden doen. In feite het leven stuk maken van het kind Sneeuwwitje, maar dat zei ze natuurlijk niet.
Er was een oude dame die deze taak wel op zich wilde nemen en deze dame ging gekleed in een boerinnenjurk, op weg naar het dwergenhuisje met een mandje met veel rommeltjes die jonge meisjes vaak leuk vinden. Een haarlint met gif bijvoorbeeld, of een halsketting die betoverd was, en zodra deze om je hals lag je keel langzaam dichtkneep. De heksen koningin hoopte dat Sneeuwwitje het laatste zou kiezen natuurlijk. De boze gemene heks keek natuurlijk mee in haar glazen bol, want ze wilde niets missen van de ondergang van Sneeuwwitje.
De oude dame klopte aan bij de voordeur van de zeven dwergen. Sneeuwwitje vriendelijk als zij was, deed de deur direct open. Onschuldig keek ze naar het vriendelijke oude vrouwtje, niet verwachtend dat haar iets heel slechts zou overkomen.
Het oude vrouwtje kletste met Sneeuwwitje over leuke dingen, enkele roddeltjes uit het land, over de koning natuurlijk die zijn dochter echt niet miste. Sneeuwwitje brak in tranen uit. “Mijn vader die mij niet mist?” dacht zij, “Hoe kan hij?”
De oude dame klopte het kind op de rug. “Poeslief,” zei ze toen, “wil je iets uit mijn mandje als een cadeautje? Ik geef het je voor niets omdat je zo verdrietig bent.”
Snikkend keek Sneeuwwitje naar het mandje en zag het haarlint. Dat was wel mooi zeg, het glansde in de zon. Het leken regenboogkleuren, want als je het bewoog, dan zag je allerlei kleuren tevoorschijn komen. Maar die ketting was wel bijzonder mooi zeg. Ademloos nam Sneeuwwitje de ketting uit de mand. De ketting was de voorstelling van een gouden slang met gifgroene ogen, en het had zelfs een rode gevorkte tong. Prachtig gemaakt, subliem!
“Deze zou ik graag willen, lieve dame,” zei Sneeuwwitje zacht.
“Oh, neem het toch, kindje. Zal ik het om je nekje doen, lieverd?” De oude dame was zeer behulpzaam en deed de ketting om de mooie hals van het kind.
De boze heks schaterlachte aan de andere kant van het land toen ze zag hoe zij het domme kind had verstrikt in haar netten! De boze heks liet het plots donderen in de lucht, en de oude dame keek verschrikt achterom. “Oh, ik moet nu snel gaan, lieve meid! Dag, dag hoor!” En weg was ze.
Sneeuwwitje keek in de spiegel naar de mooie ketting om haar hals. Wat was het mooi. Maar de slang leek te sissen, de tong bewoog in de bek van de slang, het leek tot leven te komen en de slang verstikte Sneeuwwitje in een wurggreep! Sneeuwwitje snakte naar adem, ze greep naar haar keel om de ketting eraf te rukken, maar ze verloor het bewustzijn al. Langzaam zakte ze ineen, het werd haar te veel.
Toevallig waren de dwergen die dag vroeger thuis en ze vonden Sneeuwwitje asgrauw op de grond liggen. Blauw aangelopen en om haar hals een sissende gouden slang. De oudste dwerg pakte zijn zwaard en sloeg de ketting van de hals van Sneeuwwitje. Hij raakte hierbij wel haar huid, waardoor rood bloed langs haar keel droop, maar gelukkig begon ze weer adem te halen.
Langzaam aan kwam ze weer bij.
De dwergen waren zeer bezorgd vanaf die dag, en ze gaven Sneeuwwitje een kleine witte duif. Als er nood was, moest ze de duif bevrijden, dan zouden ze haar zo snel ze konden komen redden. Het duurde lange tijd voor de boze heks weer een nieuw plan had bedacht. Het viel niet mee namelijk, die dwergen om dat stomme kind heen. Sneeuwwitje mocht de deur niet meer open doen, ze mocht ook niet meer buiten komen in haar eentje. Dus moest ze de hele dag wachten tot de dwergen weer thuis waren. Het verveelde haar enorm, haar leergierige geest voelde zich onrustig.
Eindelijk had de boze heks een nieuw plan bedacht. Het duurde nogal lang elke keer, slim was ze niet echt, wel slecht! En slechte plannen bedenken valt niet mee! Maar dit keer was het plan geniaal, vond zij zelf.
Ze betoverde een reekalfje en zond het naar het woud achter de zeven bergen. Het reekalfje liep langs het huisje van de zeven dwergen. De heks had het pootje verwond met een mesje. Het diertje liep dus mank. Sneeuwwitje, met haar liefdevolle hart, wilde het diertje direct verzorgen, dus zij ging toch naar buiten toe. De witte duif in de kooi koerde waarschuwend, “Pas op, koekoeroekoe, Sneeuwwitje!” Maar zij hoorde de duif al niet meer. Ze rende achter het reekalfje aan, en bij een appelboom stond het arme diertje stil. Het liet zich rustig aaien door Sneeuwwitje
Maar omdat het diertje te zwaar was voor Sneeuwwitje, kon ze het niet meedragen naar huis.
De witte duif was uit zijn kooitje gevlogen, op zoek naar de dwergen om ze te waarschuwen, maar het was al veel te laat!
Sneeuwwitje ging op het gras liggen waar allemaal appels op de grond lagen. Ze sprak tegen het reekalfje en nam een hap uit een van de appels, die daar natuurlijk door de boze heks waren neergelegd.
En ze waren allemaal giftig. Sneeuwwitje viel dood neer; daar lag ze in het groene gras. Dood voor altijd!
De boze heks zag het lachend aan. Mooi gelukt, haar plan was geslaagd!
“Eureka!” gilde ze uit. “Ik ben de baas, ik heb dit gedaan!” Ze was intens trots op zichzelf.
Ze rukte de toverspiegel uit de kast. “Nou, vertel,” riep ze uit, “wie is het mooiste in het land?”
“U,” zei de spiegel zuchtend en verdrietig.
Genietend verliet de boze heks de kamer en liep verzaligd rond in haar domein.
Op het groene gras lag een mooi kind, gestorven door een giftige appel. Had ze maar niet vertrouwd op aardige dames en reekalfjes met zere pootjes.
De dwergen vonden haar en maakten een diamanten kist voor Sneeuwwitje. Ze zag er nog zo mooi uit, zoals ze altijd was geweest eigenlijk: een sneeuwwitte huid, ebbenhoutzwart haar, en haar lippen waren rood. Dat kwam omdat zij in haar val op haar lip had gebeten en er bloed uit haar lip was gestroomd, waardoor de lippen nu nog steeds zo rood als bloed waren. De dwergen konden het mooie kind niet begraven.
Ze wilden naar haar kijken, ze wilden hun liefde voor haar eer aandoen en legden haar op witte zijde, in de doorzichtige diamanten kist.
De kist werd geplaatst op een heuvel nabij.
De zon scheen op haar mooie gezichtje, en haar lange donkere wimpers lagen als schaduwen op haar wangen.
Het zou een wonder zijn als zij weer tot leven mocht komen, maar de wereld bestaat uit wonderen!
Als je er maar in gelooft.
Op een dag kwam er een knappe prins voorbij. Hij reed op zijn zwarte paard en zag de diamanten kist staan op de heuvel, met daaromheen de zeven dwergen in tranen.
“Wat is hier aan de hand?” zei hij, en hij keek in de kist en zag het mooie kind.
“Onrecht,” mompelde de oudste dwerg, “puur onrecht als je het mij vraagt.”
“Wie heeft dit gedaan dan?” vroeg de prins onthutst.
“Zij,” en de zeven dwergen wezen over de zeven bergen richting het noorden, waar de boze heks koningin was en haar scepter zwaaide. “Zij heeft dit alles aangericht.”
“Dan zal ik haar doden!” zei de prins.
Hij pakte zijn zwaard en wilde op weg gaan, maar bedacht zich toen even.
“Ik wil haar een kus geven voor ik ga.”
Dat mocht zowaar.
De deksel van de diamanten kist ging open, de prins kuste Sneeuwwitje zacht op haar rode lippen, maar zijn zwaard kwam tegen de kist aan en deze gleed plots opzij.
Sneeuwwitje rolde uit de kist op het groene gras en plots brak de appel uit haar keel. De prins sprong overeind en knielde neer bij de prinses.
Ze opende haar mooie ogen en hij kuste haar weer, en nog een keer.
De prins was direct verliefd op Sneeuwwitje en wilde natuurlijk met haar trouwen.
De heks zag dit alles gebeuren in de glazen bol, en zij vloekte en gooide de toverspiegel stuk, waarbij een scherf van de spiegel terechtkwam diep in haar hart.
De boze heks stierf ter plekke, een klein hoopje as achterlatend op de grond.
Sneeuwwitje leefde lang en gelukkig samen met haar prins. De dwergen mochten natuurlijk bij hen wonen op het kasteel.
En de vader van de prinses trouwde nooit weer.
© AngelWings