Vertrouwen
Ze werkte hard, altijd bezig en altijd druk.
Het kleine meisje met haar donkere haren zat voor haar aan tafel.
Mama was er voor haar, zomaar vandaag!
Mama was een middagje vrij.
Mama was lief.
Mama borstelde haar haren.
Hoe was het mogelijk, mama had weinig tijd.
Het meisje voelde die middag de liefde van haar moeder, mama die zij zo liefhad.
Mama was thuis, altijd werkte mama, dan kwam zij thuis alleen, papa werkte dan in de schuur.
Er was vaak niemand in huis, dus speelde ze vaak buiten tot mama kwam.
Vandaag was mama thuis.
Haar hartje sprong op van blijdschap. Mama moest werken, anders was er weinig geld dat wist ze wel.
Mama die haar haren borstelde, mama die vlechtjes maakte in haar haar.
Met prachtige witte linten de vlechtjes vastmaakte, geduldig, rustig.
Was dit mama die vaak weg was?
Die zij alleen zag als ze gingen eten?
Mama…
Haar hart zong, haar hart sprong van geluk.
Mama, het hartje bonkte in haar lichaam.
Van geluk zo blij was zij.
Ze gingen winkelen had mama gezegd, winkelen! Kun je nagaan!
Winkelen met mama die nooit echt tijd had voor haar.
Winkelen!
Ze kon het niet geloven bijna.
In de auto zat ze gelukkig en heel stil naast haar mama.
Mijn mama, dacht ze gelukzalig en keek naar haar intens dankbaar, mama stuurde goed.
Ze gingen winkelen.
Mama reed wel ver weg eigenlijk.
Ineens omsloot een kilte haar hartje, het zou toch niet?
Zou haar mama haar dat aan doen?
Nee toch.
Nee zo was haar mama niet toch?
Maar mama reed wel die kant op.
Oh nee toch?
Gingen ze naar die vreselijke tandarts?
Nee mama zou dat nooit doen.
Nooit!
Of wel? Angst omklemde haar hartje, want waarom was mama ineens zo ontzettend lief tegen haar, waarom was ze vrij vandaag?
Ze begreep het niet.
Oh god zie je nu wel, ze reden die weg in, de weg waar de tandarts was, de tandarts waar zij zo ontzettend bang voor was, want hij was niet aardig of lief.
Hij was bot en hard.
Oh mama nee kreet het in haar hart.
Oh mama doe me dat niet aan toch?
Mama, het bloed stolde in haar aderen, mama?
Waar gaan we naar toe?
Zenuwachtig beet ze op haar nagels.
Mam?
Vol wantrouwen keek ze op naar het liefste in haar leven.
Ze zou haar toch niet voorliegen toch?
Zo was mama niet toch?
Mama glimlachte naar haar dochtertje.
Ik ga even geld halen bij de bank.
Op de hoek naast de tandarts was een bank.
Haar moeder stapte uit. vol opluchting zag ze hoe haar moeder geld ging halen bij de bank.
Ze was zo gelukkig, nog gelukkiger dan daarvoor.
Haar mama!