Mysterie

Het bos

Featured Image

Het bos

 loop walk woods GIF

 

In het woud liep een jonge man, zijn wandelschoenen waren doorweekt door de plassen water die overal verspreid lagen door de heftige regenval van de afgelopen nacht.

Hij keek om zich heen en zuchtte, want hij was hopeloos verdwaald. Uren liep hij hier al rond en hij kon geen enkele weg herkennen. Het werd hem wat vreemd te moede. Alle bomen leken op elkaar en waar hij ook keek, het leek eindeloos en uitzichtloos. Het werd al schemerig en hij vloekte binnensmonds. Dit was toch te gek? Maar opeens vond hij toch een pad dat afweek van hetgeen hij de afgelopen uren had gezien, en hij stapte dapper door.

De bomen werden minder vol en hij kon al wat door de bomen heen kijken.Er groeide groen gras, zo groen dat het bijna pijn deed aan je ogen.Het leek wel mossig en drassig. Hij liep voort en kon geen weg herkennen. Moedeloos ging hij op een gegeven moment zitten tegen de stam van een boom. Hij nam wat te drinken uit zijn flacon die hij altijd bij zich droeg in zijn borstzak. Whisky deed hem goed. Hij voelde de branderige smaak door zijn slokdarm naar beneden glijden. Dom van hem om zo weg te gaan, hij dacht dat hij maar een uur of wat weg zou zijn, maar gezien de tijd op zijn horloge bleken het al uren te zijn.

Sebastiaan keek eens goed om zich heen en bespeurde een verandering in de atmosfeer. Een eind verderop groeiden opeens allerlei lupines. Vreemd… en onder een wirwar van klimop leek een oude muur te staan, misschien een ruïne? Sebastiaan keek en zag de prachtige lupines. In allerlei kleuren op verschillende hoogtes, en de bijen zoemden eromheen. Sebastiaan stond op en liep er naar toe om eens poolshoogte te nemen. Verbazingwekkend! Er lag een oud deel van een muur als van een oud kasteel. Oude brokken steen, grijzig en groen beslagen, lagen daar, de bouwwerken van eeuwen terug. Sebastiaan liep eromheen en vond aan de achterkant een soort binnenplaatsje.

Een glimlach lag om zijn mannelijke mond en zijn ogen glommen door zijn ontdekking. Misschien wist niemand dat dit hier lag en was hij de enige op de hele wereld. Hij huiverde opeens. De enige op de hele wereld… De enige in dit bos leek het wel. Hij merkte opeens op dat hij geen vogel meer hoorde fluiten. Geen dier meer hoorde ritselen in het struikgewas of gebladerte… Stilte… zelfs geen zuchtje wind was hoorbaar. Hij greep naar zijn oren en was bijna bang dat hij plots doof was geworden. Want dit was heel erg vreemd. Hij begon te lachen van een soort schrik die hem plots beving.

Lees dit ook eens:  Mysterie - kort verhaal: Op de grote hoeve

Zijn lach schalde door de stilte heen. En ook dat was angst verwekkend. Niets, maar dan ook niets echode zijn lach en het werd hem wederom zwaar te moede.

Hij wilde naar huis. En keek om zich heen in een soort van wilde paniek. Hij liep snel langs het plaatsje achter de muur en vond ineens een soort van prieeltje.

Jezus! Dacht hij. Hoe is dit mogelijk? Het was van mooi smeedijzer, maar erg verroest. Sierlijk krullend smeedijzer. En erboven een puntig dakje.

Eveneens hier groeide de klimop welig om de stalen puntjes en stangen heen. Hij zag dat het ooit goud achtige kleur had gehad. Verbaasd was hij, en hij ging erin staan en keek aan de achterkant ervan uit over een kleine vijver.

Hij greep door zijn blonde kuif en kon even zijn ogen niet geloven. Want daar midden in het bos stond bij die vijver een wonderschone vrouw. Haar lange, donkere haar gleed af langs haar tere schouders, en langs haar witte gewaad droeg zij een gouden koord.

Hij keek naar haar gebiologeerd en zijn adem sneed hem af toen ze naar hem keek.

Wonderschone ogen staarden hem aan en het was alsof hij nog nooit een dergelijk mooie vrouw had aanschouwd in zijn hele leven niet.

Ze was bovenaards mooi. Haar gezicht omlijst door het zwarte haar en die ogen groot in een wit albasten gezicht. Haar kleine mond was rood als bloed en haar blik zo koud als ijs. Hij kreeg de rillingen over zijn rug maar kon zijn blik, toen hij de hare ontmoette, niet meer losmaken. Ze kwam langzaam op hem toe en het leek of ze niet liep maar eerder danste. Vreemd. Hij voelde zich duizelig worden. Alsof al het bloed uit zijn hoofd trok en zij hem uitzoog vanuit een afstand van nog maar vier meter. Hij hervond zijn evenwicht opeens en keek even de andere kant op. Toen hij weer naar haar wilde kijken, was ze weg! Verdwenen!

Sebastiaan greep naar zijn flacon whisky en dronk hem in een teug leeg. Dit was toch te gek, en zijn hart ging als een razende tekeer. Hij wist niet meer hoe hij het had. Hij zocht steun bij de stangen van het kleine prieeltje. En hij dacht dat hij het zich allemaal verbeeld had. Hij keek de omgeving af en zag dat er echt niemand was. Niks, niemendal. Alleen hij, verdwaald in een bos. Hij ging een kijkje nemen bij de vijver en zag wat afgeknapt Engels gras bij de rand van de vijver. Dus iemand had hier wel gelopen, bedacht hij verward. Sebastiaan wist niet meer hoe hij het had. En hij keek een ogenblik in de vijver en zag.

Lees dit ook eens:  Liefdesnacht

“Mijn God!” stiet hij uit. De adem barstte uit zijn maag omhoog en zijn borst ging als een razende op en neer. “Oh mijn God!” riep hij weer. In het water lag een lijk. Een oud lijk. Het geraamte hing tussen de rietkraag en lang zwart haar dreef op het licht golvende water. “Mijn God,” riep Sebastiaan weer uit. En opeens zette hij het op een lopen.

Hij rende alsof zijn leven ervan afhing en hij rende door de struiken, de takken rakelings langs zijn gezicht en hij schramde zijn armen open aan bramenstruiken en terug zwiepende takken waarlangs hij rende. Alsof de duivel hem op de hielen zat. Hij schramde zijn wang ernstig aan een struik met scherpe doorns en hij veegde met zijn hand het bloed weg. Zag dat het erg bloedde en hij bleef opeens stilstaan. “Jezus!” dacht hij en keek om zich heen. Waar was hij toch? “Verdomme,” vloekte hij hardop. “Verdomme… help me, God!” Hij schreeuwde inmiddels. En er klonk geen enkele echo uit het bos. Niets dan stilte. En die stilte was dreigender dan wat dan ook. Angst bonsde in zijn borstkas.

Sebastiaan voelde zich verloren, eenzaam en alleen in dat grote woud, waarin hij een speld was in een hooiberg. Niemand zou hem hier vinden. Niemand. Het was al donker en Sebastiaan zeeg neer langs een boom. En sloot zijn ogen. Het was al nacht toen hij zijn ogen weer opende en het maanlicht door de bomen scheen. Sebastiaan wreef in zijn ogen en herinnerde zich opeens weer waar hij was. Zijn hart begon weer te bonzen en hij hoorde iets naast zich. Hij keek en in afgrijzen zag hij de mooie vrouw naast hem zitten. Ze keek hem aan met die donkere ogen, onpeilbaar diep. Onpeilbare diepten. Ze ademde zwaar en keek hongerig naar hem.

Lees dit ook eens:  De weduwe

Sebastiaan wilde iets zeggen maar zijn stembanden weigerden dienst. God, wat was ze toch mooi, dacht hij. En hij zag haar lippen waartussen haar tanden flitsten, wit als parels en scherp. Ze nam zijn mond met haar lippen en hij voelde de kou stromen uit haar dode ijskoude lippen. Ze greep in zijn blonde haar en woelde erdoorheen. Hij kuste haar terug in een verzengend vuur dat hij nooit had ervaren.  Haar handen leken klauwen toen ze hem ontkleedde. Zijn shirt van zijn gespierde lichaam scheurde. Hij hoorde het scheuren van zijn shirt nagalmen in het stille bos. Ze ademde kou tegen zijn lippen en het vuur waarmee ze hem verslond was niet van hier. Dat was… dat was…

Zijn hersens weigerden dienst. En toen hij zover was dat hij in haar goddelijke lichaam drong, was ook dat koud. Maar met een ijzingwekkend vuur in zijn lendenen bereed hij haar alsof het het laatste was dat hij zou doen in dit leven. Hij was waanzinnig van genot en lust en zij klauwde met haar nagels over zijn lichaam, bloedsporen achterlatend. Zij beet hem overal, niet pijnlijk maar toch hard genoeg om hem tot waanzin te drijven. Haar puntige borsten staken kil tegen zijn borst en leken op scherpe naalden die hem doorboorden.

Maar in zijn seks honger naar deze bloedmooie vrouw en de angst die hij had ervaren, bemerkte hij dat niet eens meer. En toen hij tezamen met haar het hoogtepunt bereikte, was het zijn geest die het af liet weten en het dierlijke in de mens dat hem tot het hoogste genot dreef dat een menselijk wezen maar zou kunnen bereiken. Het was nacht en het was koud. De maan verscheen vanachter wolken en bescheen de man die omarmd door klimop onder een boom lag. Zijn ogen keken angstig voor zich uit, zijn mond verstomd in een schreeuw die de wereld nooit meer bereikte. En in zijn hals twee puntige gaatjes waar nog bloeddruppels uit drupten.

Hij was niet meer.

Laat meer zien

Gerelateerde verhalen

Bekijk ook
Close
Back to top button
Close

Een Adblocker gedecteerd

Je gebruikt een adblocker, zet deze uit om de hosting van de website te ondersteunen