Zinloosheid
Zinloosheid
Charlotte kijkt uit over de binnenplaats van het kasteel en ziet bij de stallen de staljongen lopen, alsof hij voelt dat ze naar hem kijkt steekt hij zijn hand op naar haar. Ze glimlacht. Haar man is net met zijn koets vertrokken naar de stad. Ze vliegt de trappen af naar beneden. Snel, naar het bos, waar hij op haar wacht. Haar paard staat al gezadeld, dat heeft hij voor haar gedaan. Ook hij zag haar man vertrekken, en dan is het eindelijk weer tijd om samen te zijn. In het bos, in het heldergroene gras. Eindelijk samen.
Op de door hun afgesproken plaats ontmoet zij hem, en hij vangt haar op in zijn sterke armen als ze van haar paard glijdt. Eindelijk weer in zijn armen. Het geluk doorstroomt haar, hier vindt zij wel de warmte, die ze niet krijgt van haar stugge, wrede echtgenoot.
Ze is nog te jong om ongelukkig te zijn, te energierijk om te accepteren dat dit haar lot zal zijn. Hij kust haar lippen zachtjes, liefdevol, en ze kijkt in zijn stralende ogen die blijk geven van die liefde voor haar. Ze blikt hem evenzo terug. Ze omvat zijn hoofd in haar handen en duwt haar voorhoofd tegen het zijne. Zijn handen verstrengelen zich in haar zwarte, lange haren en ze liefkozen elkaar. Ze gaan op het gras liggen en strelen elkaars gezicht en handen. Op het groene gras lachen zij samen, zoals wel vaker dat afgelopen jaar, en er is een uitbundigheid van geluk die om hen heen hangt.
Charlotte moest trouwen met haar echtgenoot voor het geld en de landgoederen, die nu tezamen een nog groter landgoed vormden, maar er was geen sprake van liefde voor de nog zo jonge Charlotte, en toen Donovan bij hen kwam werken als stalknecht, kon zij vanaf het eerste ogenblik haar ogen niet van hem afhouden. En hij evenmin van haar!
Een onzichtbare band hield hen in een cocon van liefde.
Na verloop van tijd gingen zij elkaar ontmoeten, in het geniep, als haar man wegging voor een langere tijd. Dan was de kust veilig. Zonder Donovan was zij nooit gelukkig geweest, maar hij maakte dat de zon weer scheen in haar jonge leven. Dat ze weer kon lachen. Zo ook die zonnige dag, en zij de liefde bedreven, vuriger en inniger dan ooit tevoren! Diepe, innige liefde, zo intens, zo versmeltend in liefde, zoals liefde behoort te zijn tussen twee mensen. Even later lagen zij in elkaars armen, elkaar strelend, en genietend van elkaars aanwezigheid. De zon scheen en het gras kriebelde op hun nog naakte huid. De zon streelde tevens hun huid, die nog nagloeide van hun liefdesspel.
Ze sloten hun ogen, om in een diepe, warme slaap te vallen. De krekels sjirpten, de vogels floten, het gras ruiste, evenzo de bomen. Opeens hinnikte een paard, en verschrikt werden zij wakker. Een schaduw hing boven hen en daar stond de man van Charlotte, hij torende razend van woede hoog boven hen uit, de vernedering dat zijn jonge vrouw hem ontrouw was, dat was fataal. Hij sleurde haar mee naar zijn koets, waar hij haar intrapte. Donovan bleef achter, in grote angst voor Charlotte. Charlotte mocht hierna het huis niet meer verlaten, haar man, al stil van nature, werd nog stugger en zei geen woord meer tot haar.
De winter kwam en de stalknecht was al lange tijd vertrokken van hun kasteel, zij had hem niet meer gezien. Het leven was een grauwe somberheid voor Charlotte in dat koude, kille kasteel en zeker zonder haar zo geliefde Donovan. Ze kwijnde weg, werd bleek en mager. Op een dag was het genoeg voor haar, ze sloop stiekem weg en ging naar het dorp op zoek naar informatie over Donovan. Ze vernam dat hij niet eens zo ver weg was gegaan van haar, maar zich nog nauwelijks liet zien in het dorp.
Ze rende naar hem toe, naar het huisje bij de dijk, haar lange haren dansten achter haar figuurtje aan. Buiten adem kwam ze aan. En klopte op de deur, die hij opende, en ze lagen eindelijk weer in elkaars armen. Tranen stroomden over haar gezicht, en ook zijn ogen waren vochtig van de tranen. Ze kusten elkaar, beminden elkaar als nooit tevoren en besloten weg te gaan samen van deze plek. Het kon Charlotte niets meer schelen. Kasteel en geld hadden geen waarde tegenover liefde. Toen ze naar buiten gingen, stonden daar dorpsbewoners en haar man, die een goede betrekking had in hun dorp, en aanzien, en hij beval dat zij gehangen zou worden voor haar daden. Ze rukte zich los van de mannen die haar vasthielden, maar dit mocht niet baten. Het regende, het gras was minachtend felgroen die dag, en op een groene heuvel werd zij gehangen aan een boom. Ze keek naar haar echtgenoot met een trotse houding, hij schaamde zich ergens wel voor zijn daad.
Maar zijn trots kon het niet verkroppen dat zijn vrouw met een ander geluk gevonden had. Hij zou haar straffen! Donovan schreeuwde van verdriet maar werd tegengehouden door dorpelingen, hij kon niets beginnen tegen dit alles. Hij lag op zijn knieën en snikte en balde zijn vuisten. Charlotte zag dit alles rustig aan vanaf de heuvel, met het touw om haar hals, haar natgeregende donkere lange haren plakten tegen het groenfluwelen lijfje van haar japon.
Haar mooie ogen schitterden fel naar alle mensen die daar aanwezig waren, maar het leek of zij gedragen werd door de liefde die zij gekend had, die zij had mogen kennen. Ze werd gehangen, ze hing daar aan die boom, op die groene heuvel, en het regende nat. De mensen vertrokken langzaam van dit trieste schouwspel, en Charlotte’s ziel bleef nog even achter bij haar lichaam en zag hoe zinloos haar dood was. Dat jonge, gezonde lichaam dat nu dood was gemaakt door mensen, door die ene man. Die niet voor haar bestemd was geweest van tijden voorheen, en Donovan, nog op zijn knieën liggend, keek vol ongeloof naar haar, haar lichaam dat daar zo levenloos hing.
Zijn haren nat, zijn wangen nat van tranen. Hij tilde haar op en maakte haar lichaam los van het touw en begroef haar onder de boom op die groene heuvel. Charlotte voelde zijn intense pijn en verdriet aan, probeerde hem te troosten, doch dit lukte niet, hij wist niet dat zij nog bij hem was. Het was al donker eer het alles gedaan was en Donovan snikkend in slaap viel op haar graf. De hele nacht bleef zij bij hem. Wakend, naast hem die zij zo lief had, doch de volgende morgen die aanbrak was een nieuwe dag, en ze werd gewenkt door de engelen Gods, zij moest gaan.
Ooit ontmoeten zij elkaar weer, wist zij. Zij wist dit!