De nieuwe winkel in het dorp

In het hoogste der Nederlanden was er eens een dorpje. Een heel klein dorpje.
Hoe het kwam wist niemand, maar plotseling was “de winkel” er dan gekomen. Pontificaal midden in het dorp, bij de splitsing nog wel. En die winkel werd megadruk bezocht, van heinde en ver kwam men daar naartoe op zoek naar een raar item.
De dorpelingen begrepen er maar niets van. Geert riep nog uit tijdens een dorpsvergadering, dat hij ‘het maar niet begriepen kon, dat die mensen allemoalle daar naartoe kwamen om te winkelen. Hadden zij dan in eig’n stad geen winkel, zoals zij hadd’n? Wat moesten zij daar, die stadse mensen’.
Het werd vreselijk druk, vooral bij die splitsing, en de dorpelingen waren vreselijk boos. “Wij wonen hier in een klein en rustig dorpje en nu is het elke dag oalemachtig druk! Ze willen dat niet langer meer. Ze wilden ook stoplichten gaan plaatsen, waren zij nu helemoal gek geworden? In hun dorpje waar nog nooit iemand voor een stoplicht had moeten wachten, ging men stoplichten plaatsen voor die stadsers? Bekijk het toch.”
De burgemeester had hem zijn nagels al van de vingers gevreten van de zenuwen, die hem opvraten van binnen. Wat kon hij doen? De winkel bracht voldoende op, en daarbij gingen mensen ook nog naar de bakker om de hoek, de viswinkel verdiende er goed door, en de supermarkt mocht ook niet klagen. Maar ja, die bewoners van het dorpje hadden het nu eenmaal in de kop en dan weet je het wel, dan hebben dorpelingen het echt niet in de kont zitten.
Dus dat was heibel elke keer. Vergadering op vergadering volgde.
De burgemeester ging zelf maar eens undercover de winkel in. Hij wilde kijken wat er dan gekocht werd en waarom het zo druk was geworden in zijn dorpje.
Nu had de burgemeester het niet zo op verkleden, hij kende dat niet zo strak in het herenpak als hij was, dus hij trok eerst een oranje strak pak aan, maar dat viel zo op en hij was de dunste ook niet meer, dus dat pakje uit de jaren tachtig kon zo de container in. Hij wilde zijn baard afscheren en verkleed gaan als vrouw, met een jurkje van zijn vrouw. Maar de burgervader was een beetje bang dat hij de jurk te fijn vond zitten, dus dat deed hij dan ook maar weer niet. Je moest de man niet op het spek binden natuurlijk!
Zijn outfit met een Arabische sjaal om, nah dat ging hem ook niet echt worden in zijn dorpje, dan had hij meteen de argus met de oogjes op zich… Hij besloot te gaan als oude man met een hoedje op en de opajas van de opa van de burgemeester, was prima. De burgemeester ging eropuit.
Ondanks de regen was het gruwelijk druk. Het liep af en aan, en iedereen kwam met een plastic tasje de deur uit. Bevreemd ging de burgemeester de winkel in. Bij de deur klonk een vriendelijk tringeltje van de bel. De winkel hing vol tot aan de nok met gordijnkoorden in allerlei soorten, kleuren en maten.
Vreemd, waarom moesten mensen uit de stad nu gordijnkoorden kopen, hadden ze die in de stad dan niet? De burgemeester besloot ook een koord te kopen. Bij de kassa stond een vreselijk lange rij. De burgemeester ging een gesprekje aan met iemand naast hem.
“Zo, ook een gordijnkoord aan het kopen?” vroeg hij.
De man naast hem keek hem verbaasd aan. “Ja, dat ziet u toch?” Alsof het de normaalste zaak van de wereld was om gordijnkoorden te kopen.
“Is het mode of zo bij jullie in de stad?” vroeg de burgemeester aan een vrouw naast hem.
De vrouw keek hem ook verbaasd aan, ze was mager en zag er vermoeid uit. Eigenlijk keek niemand blij of opgewekt. De vrouw had vier gordijnkoorden in de hand, ze vroeg hem welke ze zou nemen.
“Ik weet niet, mevrouw, hoe dik uw gordijnen zijn.”
De vrouw keek hem aan met een glimlach op haar magere gezicht. “Weet u het dan niet, meneer?”
“Wat, mevrouw?”
“De magische verkoper hier bij de kassa is de beste in het hele land.”
“Hoe bedoelt u, mevrouw?” vroeg de burgemeester verbaasd.
“Nou, met opmeten en zo en hoe dik het koord moet zijn.”
De burgemeester keek haar begrijpend aan. “Aha, zo bedoelt u dat! Ik begrijp het.”
“Nee, meneer, u begrijpt het niet.” Ze wees naar de nek. “Kijk hoe dik het koord moet zijn, meneer.”
Geschrokken keek de burgemeester naar het koord in zijn handen. “Bedoelt u dat alle mensen hier… Nee, mevrouw, dat kan toch niet waar zijn?”
De rij schoof wat op naar voren en de burgemeester zag de verkoper naast de kassa staan met een hand op een koord en de andere op de schouders van een dikke mevrouw. Hierna schoof hij een gordijnkoord over het hoofd van de mevrouw. De burgemeester was misselijk en kon niet geloven wat hij zag.
De vrouw voor hem zei fluisterend: “Ziet u nu wel?”
“Maar, maar waarom in vredesnaam?”
“Oh,” zei de vrouw, “voor ons allen is het leven te zwaar geworden. Sommigen zijn hier ziek en zij kunnen de zorgkosten niet langer betalen en ze hebben bijna niets meer te eten. Anderen hebben hoge schulden en moeten hun huis uit. Anderen zijn bang dat ze ziek worden en dan hebben ze in ieder geval altijd dat koord achter de hand, hè? Het is heel simpel hoor.”
“Maar mevrouw, en u dan?” riep de burgemeester geschrokken uit.
“Mijn man,” zei ze, “hij is ziek en ik kan het niet langer meer betalen, dus ik ga hem ophangen vanavond. Ik neem ook vast een koord mee voor mijzelf natuurlijk. Wel met van die mooie kwasten eraan”
“Maar, hoe bedoelt u dit, ophangen hoe dan?”
“Aan dat koord natuurlijk, ik denk aan de trapleuning op zolder, die is wel het stevigste.”
“Maar mevrouw!?”
“Ja meneer, u roept wel ja, mevrouw, maar meneer? Wist u dan niet dat het zo slecht gaat in dit land? We kopen het allemaal voor het geval dat het ooit nodig is!”
Ze rekende af nadat haar de maat was genomen. De burgemeester stond met tranen in zijn ogen achter de kassa met het koord in zijn handen.
“U moet een iets dikkere nemen, meneer, daar bovenaan links van die kast, daar vindt u ze…”
Huilend vertrok de burgemeester uit de winkel. Het belletje tringelde weer vriendelijk. Thuisgekomen kon hij een tijdlang niet meer praten, en hij besloot er ook nog met niemand over te praten. De winkel mocht blijven en er kwam geen stoplicht, dat hield mensen maar zo op en zo.
In de kast van de burgemeester lagen twee gordijnkoorden, voor hem en zijn vrouw, voor het geval dat. Maar niemand mocht het weten, ook zijn vrouw nog niet. Voor het geval dat de stad entree deed in het dorp met de gruwelijke verhalen, mochten zijn dorpelingen best nog mopperen en zeuren en rustig slapen.
2015