De Boom
Een oude boom stond te zwaaien in de wind. Het was een trotse boom. Want hij was oud. Dus mocht hij dit zijn, vond hij. Op een dag viel er naast zijn stam een zaadje neer. Och, wat leuk dacht de oude boom, vermaakt. Kijk aan, een zaadje wat moet dat nu worden, aan mijn trotse wortels?
Smalend zag hij het zaadje langzaam opgroeien tot een aardig boompje ‘Ha’, zei de oude boom. ‘Je bent een flinke boom mijn knul, maar zo groot als ik ben zul jij nooit worden‘!
Het boompje keek op tegen de grote oude boom en zei maar ‘ja en amen‘!
Het Boompje groeide voorspoedig, doch niet naar de zin van de grote oude boom…jij moet zus en zo..zei de oude boom Die had immers de wijsheid in pacht nietwaar?
Het kleine boompje vond het wel saai worden, nu het niets meer mocht van die ouwe
snauwende boom. Het kleine boompje ging zich verzetten tegen de stam, het duwde en duwde uit alle macht. Auw zei de grote boom, wie denk je wel niet wie je bent? Jij groeit tussen mijn tenen in…pff gedraag je toch minuscuul zaadje dat je nog bent? Het kleine boompje had niet zoveel zin meer om te luisteren naar die oude mopperkont. Het besloot flink te groeien en het liefst wat schuin zodat het niet telkens die oude boom asem in moest ademen en beluisteren.. Na enkele jaren had het kleine boompje de tijd van zijn leven. Het maakte plezier met de vogels. Het lachte tegen de wind de oude boom zag dit alles met lede ogen aan!
Het lonkte met de zonnestralen het danste met de bladeren in de wind!
Het boog heen en weer in de storm…en liet de blaadjes ritselen op een stille zomerdag..
En op deze dagen werd het de oude boom te moede. Want bij de kleinere boom kwamen verliefde paren, kussend onder zijn bladerkroon. De oude boom kreunde het uit en noemde lelijke woorden tegen de jonge boom. Die het niets meer kon schelen want hij was inmiddels Oost-Indisch doof
voor dat gewauwel van die ouwe jaloerse boom! Op een dag had de oude boom wat schimmel in zijn wortels…en dat deed net zoveel pijn als reumatiek bij de mensen..dus dan weet je het wel!
Hij kreunde de hele dag dingen als wat een geluk die kleinere boom had dat die nog kon buigen in de wind en de zon kon verwelkomen in zijn bladerkroon. Nog kon lachen van geluk en plezier!
Hij mopperde maar door en kon niet ophouden tot de pijn zo erg werd dat hij zei dat het de schuld was van de kleinere boom omdat deze in zijn wortels woonde! De kleinere boom zuchtte ditmaal diep…en was er zat van. Hij fluisterde iets tegen de wind…die ditmaal langskwam voor een praatje, en deze glimlachte voor hij verder ging. Die dag kwam er heel veel regen en storm en bliksem.
De top van de grote boom werd hard geraakt. En brandde finaal uit.
De kleinere boom stond nog tussen de wortelen in met een stil verdriet ja toch wel.
Want dat had hij niet gewenst immers? Toch ging hij door met leven zoals bomen dat altijd doen.
Zonder gezeur en gemopper van die ouwe van toen