Kerstverhalen

Kerstverhaal 2019 – Het kan verkeren…

Featured Image

AnGeL-WinGs.nl

In villa Zandheuvel was het goed toeven en nu met de kerstdagen helemaal.

Overal had men lichtjes aangebracht in en rondom het grote huis.
In de twee hoge sparren naast de oprijlaan schitterden de lampjes als kleine sterren in het donker, een prachtig gezicht naast de imposante oprijlaan. De vijver met een wit marmeren bassin met de inmiddels stilstaande fontein in de wintertijd, was nu versierd met vele kleine lampjes waarbij het leek alsof het water naar beneden sprankelde, alsof het alsnog vallend water was.
Binnenshuis stond een grote kerstboom tot aan de nok van het plafond, versierd van onder naar boven en aan alle kanten.
Kaarsjes branden in allerlei dure snuisterijen, van kandelaars tot kristallen houdertjes, zilver en zelfs één van goud. De open haard brandt de hele dag voluit. De guirlandes versierden deurposten en raamkozijnen. Overdreven, jazeker. Men mocht zien dat de “Van Zandheuvels” geld hadden.
Ze waren er trots op het 3 generaties familiebedrijf nog steeds op de rit te hebben.
Dorpsbewoners keken soms wel eens met een scheve blik naar de Van Zandheuveltjes.

Het was prima dat je geld had, maar er zo mee te lopen pronken was nu ook weer niet nodig.
Het ging er niet om wat er in de beurs zat maar meer om wat erin het hart zat immers. En niet iedereen werd geboren met een gouden lepel in de mond. Nu was heer en meester Roderick van Zandheuvel nu niet echt een liefdevol mens. Dat had menig werknemer wel ondervonden inmiddels. Het was een harde man die zonder pardon mensen op straat zette door een kleine fout.
Maar de goede giften van de familie werden al 3 generaties lang goed ontvangen door de kerk in het dorpje dus, men hield de mond maar.

Roderick besloot maar eens een wandelingetje naar het dorp te maken, om een frisse neus te halen. En zodoende liep hij met zijn wandelstok en zijn dure sigaartje in zijn ene mondhoek richting het dorp. Hij groette mensen vriendelijk onderweg. ‘’Geudemiddaggg’’, zei hij dan, en wreef dan weer eens over zijn flinke krulsnor. Alsof hij iets te verbergen had.
Langs de kant van de weg zat een kleine roodharige kat, die hem tegemoet kwam en tegen zijn dure broekspijpen kwam wrijven en kroelen, het arme diertje mauwde klagelijk, het was een mager scharminkeltje. Bah wat een miezerig beest, vond Roderick en hij schopte het  diertje van zich af.

‘’Ksssjt’’, bromde hij naar de zwerfkat. Waarop de arme kat angstig wegliep.
Van Zandheuvel veegde even langs zijn broekspijpen. Die vieze dieren die moesten ze van de straat houden. Bij de slagerij van Deurneweerd bestelde van Zandheuvel twee flinke kalkoenen voor de kerst. De schoonouders kwamen uiteraard, de eigen ouders en zijn broers en zus met aanhang, dus dat moet flink gevierd worden.
Bij de drankwinkel Van Vliet, staat een oudere dame voor de deur. Roderick moppert en probeert haar te ontwijken, dat wil zeker weer geld schooien. De oudere dame kijkt hem aan en houdt hem een zwerverskrantje voor. “Kopen?”, vraagt ze hem vriendelijk. “Nee, niks daarvan’’, moppert Roderick, ‘’ga maar gewoon aan het werk dame, dat moeten we allemaal’’. Wat wist hij nu van deze vrouw, hoe haar leven was verlopen en wat kon zij eraan doen dat zij zo geworden was. Maar zoveel interesse had Van Zandheuvel nu eenmaal niet voor mensen om zich in hen te willen verdiepen zelfs.

Een flinke kerstvoorraad alcoholische dranken werden besteld bij Van Vliet.
Bij het naar buiten lopen, viel Van Zandheuvel bijna over een schurftige straathond. Ternauwernood kon hij zich nog staande houden en stak hierna zijn wandelstok uit naar de hond.
“En jij ook wegwezen, vies beest”.
Een mens zo druk als hij zou zich niet druk moeten maken over alles dat hem de weg versperde immers. Een gewone wandeling en dan al zoveel gedoe, het zou je humeur verpesten.
De taart mocht mevrouw Van Zandheuvel gaan halen bij de bakker, want Roderick had er geen zin meer in na alle calamiteiten.
Die kerst werd onvergetelijk. Roderick Van Zandheuvel zong met een bariton, uit volle borst mee met alle kerstliederen en dronk zijn cognac met verve. Een geweldig feest was het, waarover men nog jaren zou spreken zo meende familie Van Zandheuvel.

Het nieuwe jaar werd geboren en plots gingen de zaken niet meer zo goed als voorheen.
Van Zandheuvel werd een zeer kribbig man, die zijn vrouw verloor aan de butler. Ze schenen al jaren iets te hebben gehad samen. Het bedrijf ging failliet, en een foute belegging erbovenop en, Van Zandheuvel kon zijn villa te koop zetten dat jaar.
Het zat Roderick niet mee. Hij woonde uiteindelijk in een klein huisje in het dorp en velen bekeken hem met meewarige blikken.
Van gevierd naar de afgrond, zo snel dat kon gaan, dat zag je wel aan Van Zandheuvel.
Het werd weer kerst dat jaar en daar zat Roderick, eenzaam in zijn stoel voor het raam, toen er plots aangebeld werd.
Wie zou dat nu zijn? Roderick stond op uit de stoel en liep naar de deur.
Hij opende de deur en daar stond een man van een jaar of 30, met lange bruine haren en felblauwe ogen. Eén of andere hippie zeker. “Wat komt u hier zoeken  meneer’’, bromde Roderick met vorsende blikken. De man keek hem een ogenblik aan en zijn ogen leken door Roderick zijn ziel te branden. “Laat maar, ik dacht dat, mijn vrouw…, maar het hoeft niet,… dank u wel meneer, sorry voor de overlast”. De man keek schichtig om zich heen, en vertrok weer.
Roderick liep naar binnen en het werd hem plots zwaar te moede, had hij vriendelijker moeten zijn?
Die ogen, het was alsof ze zijn hart geraakt hadden en plots stroomden er tranen in zijn ogen.
Roderick trok snel zijn vest aan, dat over de stoel hing en liep naar buiten, ondertussen zijn wandelstok pakkend en hij ging op zoek naar de jongeman. Hij liep wat rond in de straat, maar zag de jongeman niet meer. Hoe vreemd.
De hele straat was donker, niemand was thuis en was vast op bezoek bij vrienden of familie tijdens de feestdagen. Wat zou er toch aan de hand zijn geweest met die jongeman en zijn vrouw, vroeg Roderick zich af. Hij liep nog een eindje om, het was al rond een uur of acht in de avond.
En bij één huis hield hij stil, daar brandde licht. Roderick keek naar binnen en zag vol verbazing de jongeman staan praten met iemand in de kamer.
Zou hij aanbellen soms? Zou hij dat durven?
Hij wilde zijn excuses aanbieden voor zijn botte houding daarnet.
Aarzelend drukte hij op de bel. De deur werd geopend door een aardige oudere dame.
‘’Komt u binnen meneer, het is Kerst, niemand moet nu buiten zijn en alleen’’.

Lees dit ook eens:  Samuel

Alleraardigst nietwaar. Roderick vond dat ook, wat een vriendelijke vrouw was dat toch.
Zo voorkomend zag je er niet velen meer tegenwoordig.
Van Zandheuvel veegde zijn schoenen af aan de deurmat en kwam binnen in een klein, maar gezellig warm huisje. De kaarsjes branden en de kerstboom stond te fonkelen in de kamer.
Kerstmuziek klonk zachtjes in de woonkamer als een goedgekozen achtergrond decor. Op de bank lag een bleke jonge vrouw met lange zwarte haren en gesloten ogen.
Vragend keek Van Zandheuvel geschrokken naar de jonge man. “Het spijt me zo’’, zei hij, ‘’ik wilde niet…’’
‘Het geeft niet meneer, mijn vrouw krijgt een baby en we zijn dakloos, ik wist niet zo snel wat ik moest doen en het ziekenhuis is te ver weg en we hebben geen vervoer of geld voor vervoer…’’

De oudere dame bracht wat doeken en een bak met gekookt water in de kamer.
Op de vensterbank zat een dikke rode kater.
Aan het voeteneind van de bank zat een hond.
‘’Zo liefje, we gaan eens kijken hoe het ervoor staat’’, zei de oudere dame warm. Zij was in vroeger jaren kraamverzorgster geweest, dus ze wist er wel van. Het toeval dat deze jonge mensen bij haar terecht kwamen en nog wel met Kerst. Hoe wonderlijk.
Roderick zette zich neer in een stoel en keek toe naar het schouwspel voor hem. Het kwam hem allemaal zo bekend voor.
De kat en de hond dat waren toch…. En die vrouw…dat was toch?
Vol verbazing sloeg Van Zandheuvel zich op zijn knieën. “Nee maar, u bent die vrouw die de straatkrant verkocht vorig jaar!!!” riep hij plots uit.
De vrouw  keek hem vriendelijk aan. “Ja, dat klopt meneer, u wilde geen krantje kopen vorig jaar, terwijl u zoveel bezat, ik heb gehoord van uw misère, en dat spijt mij zeer, zo ziet u maar, het kan verkeren’’. Het kon iedereen overkomen dus. Roderick boog zijn hoofd vol schaamte en voelde zich nederig worden. De oudere dame was ooit ontslagen en door een schuld kon zij niet langer meer in haar huis blijven wonen en zo werd zij dakloos. Ze had een zwerfkat in haar inmiddels nieuwe huis genomen, omdat het dier haar nodig had, zo’n aardig beestje het was, en een schattige hond, die ook al zwervende was. Dat mensen, dat hun huisdieren toch aan konden doen. Die nacht leerde Roderick veel over het leven en zijn eigen egocentrische karakter. Er werd een kind geboren die nacht.
In een huis vol liefdevolle mensen, waaronder ook Roderick die ineens bekeerd was naar de lichte kant in het leven. Zo kon het immers ook. Hij werd een heel ander mens, met oog voor dat waar nood was. Hij had nieuwe vrienden gemaakt en werd een soort opa voor het kind dat geboren was die nacht. Het kind heette Jessy, dat klonk wel een beetje als Jezus vond Roderick, want het was een kerstkindje die op een nacht het leven van Roderick aangeraakt had.
En veranderd had in die van een mooier mens.

 

 

Laat meer zien

Gerelateerde verhalen

Back to top button
Close

Een Adblocker gedecteerd

Je gebruikt een adblocker, zet deze uit om de hosting van de website te ondersteunen